Overzicht


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor kleurig (Nederlands) in het Zweeds

kleurig:

kleurig bijvoeglijk naamwoord

  1. kleurig (vrolijk; blijmoedig; levendig; )
    muntert; munter
  2. kleurig (gekleurd)
    färgrik; rik på färger
  3. kleurig (bloeiend; fleurig)
    färggrann
  4. kleurig (bontgekleurd; bont; fleurig)
    färgstarkt; färgstark

Vertaal Matrix voor kleurig:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
munter opgewektheid
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
färggrann bloeiend; fleurig; kleurig
färgrik gekleurd; kleurig
färgstark bont; bontgekleurd; fleurig; kleurig fleurig; kleurrijk
färgstarkt bont; bontgekleurd; fleurig; kleurig fleurig; kleurrijk
munter blij; blijgeestig; blijmoedig; dartel; fideel; fleurig; geestig; jolig; kleurig; kwiek; levendig; lustig; monter; opgeruimd; opgetogen; opgewekt; uitgelaten; vrolijk; wakker; welgemoed; zonnig bengelachtig; blijmoedig; guitig; kwajongensachtig; ondeugend; opgewekt; schalkachtig; schalks; schelmachtig; schelms; snaaks; spotachtig; vrolijk
muntert blij; blijgeestig; blijmoedig; dartel; fideel; fleurig; geestig; jolig; kleurig; kwiek; levendig; lustig; monter; opgeruimd; opgetogen; opgewekt; uitgelaten; vrolijk; wakker; welgemoed; zonnig bengelachtig; blijmoedig; guitig; kwajongensachtig; ondeugend; opgetogen; opgewekt; schalkachtig; schalks; schelmachtig; schelms; snaaks; spotachtig; vrolijk
rik på färger gekleurd; kleurig

Verwante woorden van "kleurig":

  • kleurigheid, kleuriger, kleurigere, kleurigst, kleurigste, kleurige