Overzicht
Nederlands naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. kleinzieligheid:
  2. kleinzielig:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor kleinzieligheid (Nederlands) in het Zweeds

kleinzieligheid:

kleinzieligheid [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord

  1. de kleinzieligheid (geborneerdheid; kleingeestigheid; bekrompenheid)
    trångsynt; bigot

Vertaal Matrix voor kleinzieligheid:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bigot bekrompenheid; geborneerdheid; kleingeestigheid; kleinzieligheid
trångsynt bekrompenheid; geborneerdheid; kleingeestigheid; kleinzieligheid
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
trångsynt bekrompen; beperkt van geest; kwezelachtig

Verwante woorden van "kleinzieligheid":


kleinzieligheid vorm van kleinzielig:

kleinzielig bijvoeglijk naamwoord

  1. kleinzielig (kleingeestig; bekrompen; benepen)
    brackig; småborgerligt; brackigt; kälkborgerligt; småborgerlig

Vertaal Matrix voor kleinzielig:

BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
brackig bekrompen; benepen; kleingeestig; kleinzielig
brackigt bekrompen; benepen; kleingeestig; kleinzielig
kälkborgerligt bekrompen; benepen; kleingeestig; kleinzielig bourgeois; burgerlijk; burgermannetjesachtig; kneuterig
småborgerlig bekrompen; benepen; kleingeestig; kleinzielig
småborgerligt bekrompen; benepen; kleingeestig; kleinzielig

Verwante woorden van "kleinzielig":