Nederlands
Uitgebreide vertaling voor kladderen (Nederlands) in het Zweeds
kladderen:
Conjugations for kladderen:
o.t.t.
- kladder
- kladdert
- kladdert
- kladderen
- kladderen
- kladderen
o.v.t.
- kladderde
- kladderde
- kladderde
- kladderden
- kladderden
- kladderden
v.t.t.
- heb gekladderd
- hebt gekladderd
- heeft gekladderd
- hebben gekladderd
- hebben gekladderd
- hebben gekladderd
v.v.t.
- had gekladderd
- had gekladderd
- had gekladderd
- hadden gekladderd
- hadden gekladderd
- hadden gekladderd
o.t.t.t.
- zal kladderen
- zult kladderen
- zal kladderen
- zullen kladderen
- zullen kladderen
- zullen kladderen
o.v.t.t.
- zou kladderen
- zou kladderen
- zou kladderen
- zouden kladderen
- zouden kladderen
- zouden kladderen
en verder
- is gekladderd
diversen
- kladder!
- kladdert!
- gekladderd
- kladderend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor kladderen:
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
smeta ut | kladderen; kliederen; klodderen | |
stryka ut | kladderen; kliederen; klodderen |
Verwante woorden van "kladderen":
kladder:
-
kladder (kladderaar; broddelaar; knoeier; klieder)
skamfläckar-
skamfläckar zelfstandig naamwoord
-
Vertaal Matrix voor kladder:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
skamfläckar | broddelaar; kladder; kladderaar; klieder; knoeier | schandmerken; schandvlekken |