Nederlands
Uitgebreide vertaling voor kiem (Nederlands) in het Zweeds
kiem:
Vertaal Matrix voor kiem:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
bakterie | kiem; zaad | bacterie |
Verwante woorden van "kiem":
Wiktionary: kiem
kiemen:
Conjugations for kiemen:
o.t.t.
- kiem
- kiemt
- kiemt
- kiemen
- kiemen
- kiemen
o.v.t.
- kiemde
- kiemde
- kiemde
- kiemden
- kiemden
- kiemden
v.t.t.
- heb gekiemd
- hebt gekiemd
- heeft gekiemd
- hebben gekiemd
- hebben gekiemd
- hebben gekiemd
v.v.t.
- had gekiemd
- had gekiemd
- had gekiemd
- hadden gekiemd
- hadden gekiemd
- hadden gekiemd
o.t.t.t.
- zal kiemen
- zult kiemen
- zal kiemen
- zullen kiemen
- zullen kiemen
- zullen kiemen
o.v.t.t.
- zou kiemen
- zou kiemen
- zou kiemen
- zouden kiemen
- zouden kiemen
- zouden kiemen
en verder
- is gekiemd
diversen
- kiem!
- kiemt!
- gekiemd
- kiemend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor kiemen:
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
komma ur frö | kiemen; ontkiemen; uit de kiem te voorschijn komen |