Overzicht
Nederlands naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. kapotrijden:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor kapotrijden (Nederlands) in het Zweeds

kapotrijden:

kapotrijden werkwoord (rij kapot, rijdt kapot, reed kapot, reden kapot, kapot gereden)

  1. kapotrijden
    köra sönder
    • köra sönder werkwoord (kör sönder, körde sönder, kört sönder)

Conjugations for kapotrijden:

o.t.t.
  1. rij kapot
  2. rijdt kapot
  3. rijdt kapot
  4. rijden kapot
  5. rijden kapot
  6. rijden kapot
o.v.t.
  1. reed kapot
  2. reed kapot
  3. reed kapot
  4. reden kapot
  5. reden kapot
  6. reden kapot
v.t.t.
  1. heb kapot gereden
  2. hebt kapot gereden
  3. heeft kapot gereden
  4. hebben kapot gereden
  5. hebben kapot gereden
  6. hebben kapot gereden
v.v.t.
  1. had kapot gereden
  2. had kapot gereden
  3. had kapot gereden
  4. hadden kapot gereden
  5. hadden kapot gereden
  6. hadden kapot gereden
o.t.t.t.
  1. zal kapotrijden
  2. zult kapotrijden
  3. zal kapotrijden
  4. zullen kapotrijden
  5. zullen kapotrijden
  6. zullen kapotrijden
o.v.t.t.
  1. zou kapotrijden
  2. zou kapotrijden
  3. zou kapotrijden
  4. zouden kapotrijden
  5. zouden kapotrijden
  6. zouden kapotrijden
en verder
  1. ben kapot gereden
  2. bent kapot gereden
  3. is kapot gereden
  4. zijn kapot gereden
  5. zijn kapot gereden
  6. zijn kapot gereden
diversen
  1. rij kapot!
  2. rijdt kapot!
  3. kapot gereden
  4. kapot rijdend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor kapotrijden:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
köra sönder kapotrijden in de prak rijden