Nederlands
Uitgebreide vertaling voor juist zijn (Nederlands) in het Zweeds
juist zijn:
-
juist zijn (kloppen; overeenstemmen)
Conjugations for juist zijn:
o.t.t.
- ben juist
- bent juist
- is juist
- zijn juist
- zijn juist
- zijn juist
o.v.t.
- was juist
- was juist
- was juist
- waren juist
- waren juist
- waren juist
v.t.t.
- ben juist geweest
- bent juist geweest
- is juist geweest
- zijn juist geweest
- zijn juist geweest
- zijn juist geweest
v.v.t.
- was juist geweest
- was juist geweest
- was juist geweest
- waren juist geweest
- waren juist geweest
- waren juist geweest
o.t.t.t.
- zal juist zijn
- zult juist zijn
- zal juist zijn
- zullen juist zijn
- zullen juist zijn
- zullen juist zijn
o.v.t.t.
- zou juist zijn
- zou juist zijn
- zou juist zijn
- zouden juist zijn
- zouden juist zijn
- zouden juist zijn
diversen
- ben juist!
- ben juist!
- juist geweest
- juist zijnd
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor juist zijn:
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
vara säker | juist zijn; kloppen; overeenstemmen | |
Bijwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
vara säker | waarachtig |