Overzicht
Nederlands naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. instroom:
  2. instromen:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor instroom (Nederlands) in het Zweeds

instroom:

instroom [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de instroom (instroming)
    inström

Vertaal Matrix voor instroom:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
inström instroming; instroom inlaatduiker

instroom vorm van instromen:

instromen werkwoord (stroom in, stroomt in, stroomde in, stroomden in, ingestroomd)

  1. instromen
    strömma in
    • strömma in werkwoord (strömmer in, strömde in, strömt in)

Conjugations for instromen:

o.t.t.
  1. stroom in
  2. stroomt in
  3. stroomt in
  4. stromen in
  5. stromen in
  6. stromen in
o.v.t.
  1. stroomde in
  2. stroomde in
  3. stroomde in
  4. stroomden in
  5. stroomden in
  6. stroomden in
v.t.t.
  1. ben ingestroomd
  2. bent ingestroomd
  3. is ingestroomd
  4. zijn ingestroomd
  5. zijn ingestroomd
  6. zijn ingestroomd
v.v.t.
  1. was ingestroomd
  2. was ingestroomd
  3. was ingestroomd
  4. waren ingestroomd
  5. waren ingestroomd
  6. waren ingestroomd
o.t.t.t.
  1. zal instromen
  2. zult instromen
  3. zal instromen
  4. zullen instromen
  5. zullen instromen
  6. zullen instromen
o.v.t.t.
  1. zou instromen
  2. zou instromen
  3. zou instromen
  4. zouden instromen
  5. zouden instromen
  6. zouden instromen
en verder
  1. heeft ingestroomd
diversen
  1. stroom in!
  2. stroomt in!
  3. ingestroomd
  4. instromend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor instromen:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
strömma in instromen

Computer vertaling door derden: