Overzicht
Nederlands naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. instigeren:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor instigeren (Nederlands) in het Zweeds

instigeren:

instigeren [znw.] zelfstandig naamwoord

  1. instigeren (opwekken)
    anstifta

instigeren werkwoord (instigeer, instigeert, instigeerde, instigeerden, geïnstigeerd)

  1. instigeren (aanzetten tot; provoceren)
    uppmuntra; uppmana; driva på
    • uppmuntra werkwoord (uppmuntrar, uppmuntrade, uppmuntrat)
    • uppmana werkwoord (uppmanar, uppmanade, uppmanat)
    • driva på werkwoord (driver på, drev på, drivit på)

Conjugations for instigeren:

o.t.t.
  1. instigeer
  2. instigeert
  3. instigeert
  4. instigeren
  5. instigeren
  6. instigeren
o.v.t.
  1. instigeerde
  2. instigeerde
  3. instigeerde
  4. instigeerden
  5. instigeerden
  6. instigeerden
v.t.t.
  1. heb geïnstigeerd
  2. hebt geïnstigeerd
  3. heeft geïnstigeerd
  4. hebben geïnstigeerd
  5. hebben geïnstigeerd
  6. hebben geïnstigeerd
v.v.t.
  1. had geïnstigeerd
  2. had geïnstigeerd
  3. had geïnstigeerd
  4. hadden geïnstigeerd
  5. hadden geïnstigeerd
  6. hadden geïnstigeerd
o.t.t.t.
  1. zal instigeren
  2. zult instigeren
  3. zal instigeren
  4. zullen instigeren
  5. zullen instigeren
  6. zullen instigeren
o.v.t.t.
  1. zou instigeren
  2. zou instigeren
  3. zou instigeren
  4. zouden instigeren
  5. zouden instigeren
  6. zouden instigeren
en verder
  1. is geïnstigeerd
diversen
  1. instigeer!
  2. instigeert!
  3. geïnstigeerd
  4. instigerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor instigeren:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
anstifta instigeren; opwekken
uppmuntra bemoedigingen
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
anstifta aandoen; berokkenen; veroorzaken
driva på aanzetten tot; instigeren; provoceren aandrijven; aansporen; aanzetten; opkrikken; opwekken; opzwepen; prikkelen; sterk prikkelen; stimuleren
uppmana aanzetten tot; instigeren; provoceren iemand aansporen; manen
uppmuntra aanzetten tot; instigeren; provoceren aanmoedigen; aanvuren; bejubelen; bemoedigen; bezielen; blij maken; geruststellen; iemand begunstigen; moed inspreken; motiveren; opbeuren; opfleuren; opmonteren; stimuleren; toejuichen; toemoedigen; verkwikken; voorschuiven; voortrekken; vrolijker worden
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
uppmuntra opgekikkerd; opgeknapt