Overzicht
Nederlands naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. inspecteren:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor inspecteren (Nederlands) in het Zweeds

inspecteren:

inspecteren werkwoord (inspecteer, inspecteert, inspecteerde, inspecteerden, geïnspecteerd)

  1. inspecteren (bezichtigen; bekijken)
    besiktiga; titta på; kontrolera
    • besiktiga werkwoord (besiktigar, besiktigade, besiktigat)
    • titta på werkwoord (tittar på, tittade på, tittat på)
    • kontrolera werkwoord (kontrolerar, kontrolerade, kontrolerat)
  2. inspecteren (examineren; controleren; schouwen; keuren)
    undersöka; kontrollera; utvärdera; inspektera
    • undersöka werkwoord (undersöker, undersökte, undersökt)
    • kontrollera werkwoord (kontrollerar, kontrollerade, kontrollerat)
    • utvärdera werkwoord (utvärderar, utvärderade, utvärderat)
    • inspektera werkwoord (inspekterar, inspekterade, inspekterat)
  3. inspecteren (overzien)
    kolla; se över; inspektera
    • kolla werkwoord (kollar, kollade, kollat)
    • se över werkwoord (ser över, såg över, sett över)
    • inspektera werkwoord (inspekterar, inspekterade, inspekterat)

Conjugations for inspecteren:

o.t.t.
  1. inspecteer
  2. inspecteert
  3. inspecteert
  4. inspecteren
  5. inspecteren
  6. inspecteren
o.v.t.
  1. inspecteerde
  2. inspecteerde
  3. inspecteerde
  4. inspecteerden
  5. inspecteerden
  6. inspecteerden
v.t.t.
  1. heb geïnspecteerd
  2. hebt geïnspecteerd
  3. heeft geïnspecteerd
  4. hebben geïnspecteerd
  5. hebben geïnspecteerd
  6. hebben geïnspecteerd
v.v.t.
  1. had geïnspecteerd
  2. had geïnspecteerd
  3. had geïnspecteerd
  4. hadden geïnspecteerd
  5. hadden geïnspecteerd
  6. hadden geïnspecteerd
o.t.t.t.
  1. zal inspecteren
  2. zult inspecteren
  3. zal inspecteren
  4. zullen inspecteren
  5. zullen inspecteren
  6. zullen inspecteren
o.v.t.t.
  1. zou inspecteren
  2. zou inspecteren
  3. zou inspecteren
  4. zouden inspecteren
  5. zouden inspecteren
  6. zouden inspecteren
en verder
  1. is geïnspecteerd
diversen
  1. inspecteer!
  2. inspecteert!
  3. geïnspecteerd
  4. inspecterend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor inspecteren:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
inspektera bezichtigen; bezichtiging
kontrollera controleren
titta på kijken
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
besiktiga bekijken; bezichtigen; inspecteren
inspektera controleren; examineren; inspecteren; keuren; overzien; schouwen aanschouwen; bekijken; bezichtigen; bezien; controleren; kijken; nagaan; nakijken; schouwen; toeschouwen
kolla inspecteren; overzien beproeven; controleren; iets opzoeken; in de gaten houden; in het oog houden; keuren; nagaan; nakijken; nazoeken; onderzoeken; opletten; testen; toetsen; toezien; uitproberen; uittesten
kontrolera bekijken; bezichtigen; inspecteren
kontrollera controleren; examineren; inspecteren; keuren; schouwen bedwingen; beproeven; beteugelen; controleren; examineren; in bedwang houden; keuren; narekenen; natellen; onder controle hebben; onder gezag brengen; onderwerpen; onderzoeken; overhoren; testen; toetsen
se över inspecteren; overzien reviseren
titta på bekijken; bezichtigen; inspecteren aanblikken; aankijken; aanzien; bekijken; gadeslaan; kijken; kijken naar; observeren; waarnemen; zien
undersöka controleren; examineren; inspecteren; keuren; schouwen aanschouwen; bekijken; beproeven; bezichtigen; bezien; controleren; doorvorsen; examineren; fouilleren; graaien; grabbelen; iets opzoeken; in iets rondtasten; keuren; met sonde onderzoeken; nagaan; nakijken; naspeuren; naspeuring doen; nasporen; nazoeken; onderzoeken; overhoren; rechercheren; rommelen; snuffelen; sonderen; speuren; testen; toetsen; uitproberen; uittesten; visiteren
utvärdera controleren; examineren; inspecteren; keuren; schouwen

Wiktionary: inspecteren


Cross Translation:
FromToVia
inspecteren kontrollera; kolla check — to inspect, examine
inspecteren besiktiga; inspektera inspecterexaminer avec attention.