Nederlands
Uitgebreide vertaling voor inslapen (Nederlands) in het Zweeds
inslapen:
-
inslapen (overlijden; sterven; doodgaan; heengaan; ontslapen; verscheiden)
-
inslapen (doodgaan; overlijden; sterven; vallen; bezwijken; omkomen; sneuvelen; heengaan; wegvallen)
Conjugations for inslapen:
o.t.t.
- slaap in
- slaapt in
- slaapt in
- slapen in
- slapen in
- slapen in
o.v.t.
- sliep in
- sliep in
- sliep in
- sliepen in
- sliepen in
- sliepen in
v.t.t.
- ben ingeslapen
- bent ingeslapen
- is ingeslapen
- zijn ingeslapen
- zijn ingeslapen
- zijn ingeslapen
v.v.t.
- was ingeslapen
- was ingeslapen
- was ingeslapen
- waren ingeslapen
- waren ingeslapen
- waren ingeslapen
o.t.t.t.
- zal inslapen
- zult inslapen
- zal inslapen
- zullen inslapen
- zullen inslapen
- zullen inslapen
o.v.t.t.
- zou inslapen
- zou inslapen
- zou inslapen
- zouden inslapen
- zouden inslapen
- zouden inslapen
diversen
- slaap in!
- slaapt in!
- ingeslapen
- inslapend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor inslapen:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
dö | creperen | |
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
avlida | bezwijken; doodgaan; heengaan; inslapen; omkomen; ontslapen; overlijden; sneuvelen; sterven; vallen; verscheiden; wegvallen | creperen; verrekken; versterven; zieltogen |
bli dödad | bezwijken; doodgaan; heengaan; inslapen; omkomen; overlijden; sneuvelen; sterven; vallen; wegvallen | |
dö | bezwijken; doodgaan; heengaan; inslapen; omkomen; ontslapen; overlijden; sneuvelen; sterven; vallen; verscheiden; wegvallen | afsterven; creperen; doodgaan; kapotgaan; omkomen; ophouden; overlijden; sterven; uitsterven; verrekken; versterven; zieltogen |
gå bort | bezwijken; doodgaan; heengaan; inslapen; omkomen; ontslapen; overlijden; sneuvelen; sterven; vallen; verscheiden; wegvallen | gaan; heengaan; opbreken; opstappen; vertrekken; weggaan |
Wiktionary: inslapen
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• inslapen | → somna; falla i sömn | ↔ fall asleep — to pass into sleep |