Overzicht
Nederlands naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. inschenken:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor inschenken (Nederlands) in het Zweeds

inschenken:

inschenken werkwoord (schenk in, schenkt in, schonk in, schonken in, ingeschonken)

  1. inschenken (bijgieten; serveren; tappen; intappen; schenken)
    hälla på mera
    • hälla på mera werkwoord (häller på mera, hällde på mera, hällt på mera)

Conjugations for inschenken:

o.t.t.
  1. schenk in
  2. schenkt in
  3. schenkt in
  4. schenken in
  5. schenken in
  6. schenken in
o.v.t.
  1. schonk in
  2. schonk in
  3. schonk in
  4. schonken in
  5. schonken in
  6. schonken in
v.t.t.
  1. heb ingeschonken
  2. hebt ingeschonken
  3. heeft ingeschonken
  4. hebben ingeschonken
  5. hebben ingeschonken
  6. hebben ingeschonken
v.v.t.
  1. had ingeschonken
  2. had ingeschonken
  3. had ingeschonken
  4. hadden ingeschonken
  5. hadden ingeschonken
  6. hadden ingeschonken
o.t.t.t.
  1. zal inschenken
  2. zult inschenken
  3. zal inschenken
  4. zullen inschenken
  5. zullen inschenken
  6. zullen inschenken
o.v.t.t.
  1. zou inschenken
  2. zou inschenken
  3. zou inschenken
  4. zouden inschenken
  5. zouden inschenken
  6. zouden inschenken
diversen
  1. schenk in!
  2. schenkt in!
  3. ingeschonken
  4. inschenkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

inschenken [znw.] zelfstandig naamwoord

  1. inschenken
    hällande i

Vertaal Matrix voor inschenken:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
hällande i inschenken
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
hälla på mera bijgieten; inschenken; intappen; schenken; serveren; tappen