Nederlands
Uitgebreide vertaling voor inrukken (Nederlands) in het Zweeds
inrukken:
-
inrukken (ophoepelen; opdonderen; opkrassen; oplazeren)
Conjugations for inrukken:
o.t.t.
- ruk in
- rukt in
- rukt in
- rukken in
- rukken in
- rukken in
o.v.t.
- rukte in
- rukte in
- rukte in
- rukten in
- rukten in
- rukten in
v.t.t.
- ben ingerukt
- bent ingerukt
- is ingerukt
- zijn ingerukt
- zijn ingerukt
- zijn ingerukt
v.v.t.
- was ingerukt
- was ingerukt
- was ingerukt
- waren ingerukt
- waren ingerukt
- waren ingerukt
o.t.t.t.
- zal inrukken
- zult inrukken
- zal inrukken
- zullen inrukken
- zullen inrukken
- zullen inrukken
o.v.t.t.
- zou inrukken
- zou inrukken
- zou inrukken
- zouden inrukken
- zouden inrukken
- zouden inrukken
diversen
- ruk in!
- rukt in!
- ingerukt
- inrukkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
-
inrukken (ophoepelen)
klippa till-
klippa till zelfstandig naamwoord
-
Vertaal Matrix voor inrukken:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
klippa till | inrukken; ophoepelen | handslag |
stick | afdruk; doorn; graveerwerk; graveren; gravure; pijn in de zij; print; steek; stekel | |
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
dra | inrukken; opdonderen; ophoepelen; opkrassen; oplazeren | aanslepen; eruit halen; oprekken; rekken; sjorren; slepen; te voorschijn trekken |
fara åt helvete | inrukken; opdonderen; ophoepelen; opkrassen; oplazeren | |
försvinna | inrukken; opdonderen; ophoepelen; opkrassen; oplazeren | bekijken; dood kunnen vallen; er tussenuit knijpen; er vandoor gaan; opkrassen; verdwijnen; vervluchtigen; wegslinken; zoekraken |
klippa till | in elkaar slaan; toetakelen | |
stick | inrukken; opdonderen; ophoepelen; opkrassen; oplazeren | bekijken; dood kunnen vallen |