Nederlands
Uitgebreide vertaling voor inleg (Nederlands) in het Zweeds
inleg:
-
de inleg (inlegsel)
-
de inleg (minimum inleg)
minsta insättning-
minsta insättning zelfstandig naamwoord
-
Vertaal Matrix voor inleg:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
inläggning | inleg; inlegsel | |
minsta insättning | inleg; minimum inleg |
Verwante woorden van "inleg":
inleggen:
-
inleggen (conserveren)
-
inleggen (tussenleggen; invoegen)
Conjugations for inleggen:
o.t.t.
- leg in
- legt in
- legt in
- leggen in
- leggen in
- leggen in
o.v.t.
- legde in
- legde in
- legde in
- legden in
- legden in
- legden in
v.t.t.
- heb ingelegd
- hebt ingelegd
- heeft ingelegd
- hebben ingelegd
- hebben ingelegd
- hebben ingelegd
v.v.t.
- had ingelegd
- had ingelegd
- had ingelegd
- hadden ingelegd
- hadden ingelegd
- hadden ingelegd
o.t.t.t.
- zal inleggen
- zult inleggen
- zal inleggen
- zullen inleggen
- zullen inleggen
- zullen inleggen
o.v.t.t.
- zou inleggen
- zou inleggen
- zou inleggen
- zouden inleggen
- zouden inleggen
- zouden inleggen
en verder
- is ingelegd
diversen
- leg in!
- legt in!
- ingelegd
- inleggend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor inleggen:
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
föra in | inleggen; invoegen; tussenleggen | aanmelden; aanmonsteren; binnendragen; deur openen; inschrijven; invoegen; opendoen voor; overgaan op nieuwe rijbaan |
inkoka | conserveren; inleggen | |
inlägga | conserveren; inleggen | behouden; bewaren; conserveren |
konservera | conserveren; inleggen | in blik conserveren; inblikken; inmaken; verduurzamen; vertinnen |
sylta | conserveren; inleggen | inmaken; inpekelen; inzouten; opzouten |
Verwante woorden van "inleggen":
Wiktionary: inleggen
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• inleggen | → deponera | ↔ déposer — Traductions à trier suivant le sens |
• inleggen | → anmäla; annonsera; bebåda; introducera; meddela | ↔ introduire — Faire entrer une chose dans une autre. |
• inleggen | → lägga; ställa; sätta | ↔ mettre — placer une personne, ou un animal, ou une chose dans un lieu déterminé. |