Overzicht
Nederlands naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. ingrijpen:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor ingrepen (Nederlands) in het Zweeds

ingrepen vorm van ingrijpen:

ingrijpen werkwoord (grijp in, grijpt in, greep in, grepen in, ingegrepen)

  1. ingrijpen (tussenbeide komen; interfereren; interveniëren; )
    ingripa; lägga sig i; träda in; gå emellan
    • ingripa werkwoord (ingriper, ingrep, ingripit)
    • lägga sig i werkwoord (lägger sig i, lade sig i, lagt sig i)
    • träda in werkwoord (trär in, trädde in, trätt in)
    • gå emellan werkwoord (går emellan, gick emellan, gått emellan)
  2. ingrijpen (toetasten; toegrijpen; zich bedienen; grijpen; aanpakken)
    servera sig själv
    • servera sig själv werkwoord (serverar sig själv, serverade sig själv, serverat sig själv)

Conjugations for ingrijpen:

o.t.t.
  1. grijp in
  2. grijpt in
  3. grijpt in
  4. grijpen in
  5. grijpen in
  6. grijpen in
o.v.t.
  1. greep in
  2. greep in
  3. greep in
  4. grepen in
  5. grepen in
  6. grepen in
v.t.t.
  1. heb ingegrepen
  2. hebt ingegrepen
  3. heeft ingegrepen
  4. hebben ingegrepen
  5. hebben ingegrepen
  6. hebben ingegrepen
v.v.t.
  1. had ingegrepen
  2. had ingegrepen
  3. had ingegrepen
  4. hadden ingegrepen
  5. hadden ingegrepen
  6. hadden ingegrepen
o.t.t.t.
  1. zal ingrijpen
  2. zult ingrijpen
  3. zal ingrijpen
  4. zullen ingrijpen
  5. zullen ingrijpen
  6. zullen ingrijpen
o.v.t.t.
  1. zou ingrijpen
  2. zou ingrijpen
  3. zou ingrijpen
  4. zouden ingrijpen
  5. zouden ingrijpen
  6. zouden ingrijpen
diversen
  1. grijp in!
  2. grijpt in!
  3. ingegrepen
  4. ingrijpend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor ingrijpen:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
gå emellan bemiddelen; ingrijpen; interfereren; interrumperen; interveniëren; tussenbeide komen; tussenkomen
ingripa bemiddelen; ingrijpen; interfereren; interrumperen; interveniëren; tussenbeide komen; tussenkomen actie ondernemen; bemoeien; inmengen; mengen
lägga sig i bemiddelen; ingrijpen; interfereren; interrumperen; interveniëren; tussenbeide komen; tussenkomen bemoeien; bemoeiziek zijn; inmengen; mengen
servera sig själv aanpakken; grijpen; ingrijpen; toegrijpen; toetasten; zich bedienen
träda in bemiddelen; ingrijpen; interfereren; interrumperen; interveniëren; tussenbeide komen; tussenkomen