Overzicht
Nederlands naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. ingesmeerd:
  2. insmeren:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor ingesmeerd (Nederlands) in het Zweeds

ingesmeerd:

ingesmeerd bijvoeglijk naamwoord

  1. ingesmeerd
    oljat; oljad
    • oljat bijvoeglijk naamwoord
    • oljad bijvoeglijk naamwoord

Vertaal Matrix voor ingesmeerd:

BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
oljad ingesmeerd ge-olied; geolied; gesmeerd
oljat ingesmeerd ge-olied; gesmeerd

insmeren:

insmeren werkwoord (smeer in, smeert in, smeerde in, smeerden in, ingesmeerd)

  1. insmeren
    gnida in; omtugga
    • gnida in werkwoord (gnider in, gned in, gnidit in)
    • omtugga werkwoord (omtuggar, omtuggade, omtuggat)

Conjugations for insmeren:

o.t.t.
  1. smeer in
  2. smeert in
  3. smeert in
  4. smeren in
  5. smeren in
  6. smeren in
o.v.t.
  1. smeerde in
  2. smeerde in
  3. smeerde in
  4. smeerden in
  5. smeerden in
  6. smeerden in
v.t.t.
  1. heb ingesmeerd
  2. hebt ingesmeerd
  3. heeft ingesmeerd
  4. hebben ingesmeerd
  5. hebben ingesmeerd
  6. hebben ingesmeerd
v.v.t.
  1. had ingesmeerd
  2. had ingesmeerd
  3. had ingesmeerd
  4. hadden ingesmeerd
  5. hadden ingesmeerd
  6. hadden ingesmeerd
o.t.t.t.
  1. zal insmeren
  2. zult insmeren
  3. zal insmeren
  4. zullen insmeren
  5. zullen insmeren
  6. zullen insmeren
o.v.t.t.
  1. zou insmeren
  2. zou insmeren
  3. zou insmeren
  4. zouden insmeren
  5. zouden insmeren
  6. zouden insmeren
en verder
  1. ben ingesmeerd
  2. bent ingesmeerd
  3. is ingesmeerd
  4. zijn ingesmeerd
  5. zijn ingesmeerd
  6. zijn ingesmeerd
diversen
  1. smeer in!
  2. smeert in!
  3. ingesmeerd
  4. insmerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor insmeren:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
gnida in insmeren
omtugga insmeren

Verwante vertalingen van ingesmeerd