Overzicht


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor immuun (Nederlands) in het Zweeds

immuun:

immuun bijvoeglijk naamwoord

  1. immuun (onschendbaar; onvatbaar)
    immun; helig; heligt; okränkbar; immunt; oantastligt; obrottsligt; okränkbart

Vertaal Matrix voor immuun:

BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
helig immuun; onschendbaar; onvatbaar gewijd; heilig
heligt immuun; onschendbaar; onvatbaar gewijd; heilig
immun immuun; onschendbaar; onvatbaar geen pijn voelend; gevoelloos; niet-voelend
immunt immuun; onschendbaar; onvatbaar geen pijn voelend; gevoelloos; niet-voelend
oantastligt immuun; onschendbaar; onvatbaar onaantastbaar
obrottsligt immuun; onschendbaar; onvatbaar
okränkbar immuun; onschendbaar; onvatbaar
okränkbart immuun; onschendbaar; onvatbaar

Verwante woorden van "immuun":

  • immune

Verwante vertalingen van immuun