Nederlands
Uitgebreide vertaling voor houtsnijden (Nederlands) in het Zweeds
houtsnijden:
-
houtsnijden
Conjugations for houtsnijden:
o.t.t.
- snijd hout
- snijdt hout
- snijdt hout
- snijden hout
- snijden hout
- snijden hout
o.v.t.
- sneed hout
- sneed hout
- sneed hout
- sneden hout
- sneden hout
- sneden hout
v.t.t.
- heb houtgesneden
- hebt houtgesneden
- heeft houtgesneden
- hebben houtgesneden
- hebben houtgesneden
- hebben houtgesneden
v.v.t.
- had houtgesneden
- had houtgesneden
- had houtgesneden
- hadden houtgesneden
- hadden houtgesneden
- hadden houtgesneden
o.t.t.t.
- zal houtsnijden
- zult houtsnijden
- zal houtsnijden
- zullen houtsnijden
- zullen houtsnijden
- zullen houtsnijden
o.v.t.t.
- zou houtsnijden
- zou houtsnijden
- zou houtsnijden
- zouden houtsnijden
- zouden houtsnijden
- zouden houtsnijden
diversen
- snijd hout!
- snijdt hout!
- houtgesneden
- houdsnijden
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor houtsnijden:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
karva | kerven | |
skära | sikkel; sikkeltje; snijding; snoeimes | |
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
karva | houtsnijden | beeldhouwen; een inkeping maken; groeven; inkepen; inkerven; insnijden; kepen; kerven; snijwerk maken |
skära | houtsnijden | afsnijden; doorknippen; een knippend geluid maken; in hout schrijven; inhakken; inhouwen; kerven; maaien; met effect spelen; raspen; schaven; schuren; snerpen; snijden; snijwerk maken |