Overzicht
Nederlands naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. horten:
  2. hort:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor horten (Nederlands) in het Zweeds

horten:

horten [het ~] zelfstandig naamwoord

  1. het horten (schokken)
    stöta ihop

Vertaal Matrix voor horten:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
stöta ihop horten; schokken
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
stöta ihop aanrijden; aanvaren; botsen; op elkaar knallen; op elkaar stoten; stoten op

Verwante woorden van "horten":


hort:

hort [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de hort (schokkende beweging; schok; stoot)
    skakning

Vertaal Matrix voor hort:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
skakning hort; schok; schokkende beweging; stoot convulsie; geschok; geschud; huivering; kramp; rilling; samentrekking; schouderophalen; siddering; stuip; stuiptrekking; tremor; trilling
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
skakning stuiptrekkend

Verwante woorden van "hort":