Nederlands
Uitgebreide vertaling voor hoogspringen (Nederlands) in het Zweeds
hoogspringen:
-
hoogspringen (hoogtesprong; sprong)
-
hoogspringen
höjd hoppa-
höjd hoppa werkwoord
-
Conjugations for hoogspringen:
o.t.t.
- spring hoog
- springt hoog
- springt hoog
- springen hoog
- springen hoog
- springen hoog
o.v.t.
- sprong hoog
- sprong hoog
- sprong hoog
- sprongen hoog
- sprongen hoog
- sprongen hoog
v.t.t.
- heb hooggesprongen
- hebt hooggesprongen
- heeft hooggesprongen
- hebben hooggesprongen
- hebben hooggesprongen
- hebben hooggesprongen
v.v.t.
- had hooggesprongen
- had hooggesprongen
- had hooggesprongen
- hadden hooggesprongen
- hadden hooggesprongen
- hadden hooggesprongen
o.t.t.t.
- zal hoogspringen
- zult hoogspringen
- zal hoogspringen
- zullen hoogspringen
- zullen hoogspringen
- zullen hoogspringen
o.v.t.t.
- zou hoogspringen
- zou hoogspringen
- zou hoogspringen
- zouden hoogspringen
- zouden hoogspringen
- zouden hoogspringen
diversen
- spring hoog!
- springt hoog!
- hooggesprongen
- hoogspringend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor hoogspringen:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
höjdhopp | hoogspringen; hoogtesprong; sprong | |
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
höjd hoppa | hoogspringen |
Computer vertaling door derden: