Nederlands
Uitgebreide vertaling voor hoogheid (Nederlands) in het Zweeds
hoogheid:
-
de hoogheid (eminentie; grootheid; verhevenheid; aanzien; edel; verheffing)
Vertaal Matrix voor hoogheid:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
berömmelse | aanzien; edel; eminentie; grootheid; hoogheid; verheffing; verhevenheid | doorluchtigheid; vermaardheid |
högt anseende | aanzien; edel; eminentie; grootheid; hoogheid; verheffing; verhevenheid | |
storhet | aanzien; edel; eminentie; grootheid; hoogheid; verheffing; verhevenheid | reusachtigheid |
upphöjdhet | aanzien; edel; eminentie; grootheid; hoogheid; verheffing; verhevenheid |
Verwante woorden van "hoogheid":
hoogheid vorm van hoog:
-
hoog (hooggelegen)
-
hoog (schel; scherp; schril; hard; snerpend)
skarpt; gäll; gällt; genomträngande-
skarpt bijvoeglijk naamwoord
-
gäll bijvoeglijk naamwoord
-
gällt bijvoeglijk naamwoord
-
genomträngande bijvoeglijk naamwoord
-
Vertaal Matrix voor hoog:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
hög | heipaal; hoop; opeenstapeling; opstapeling; schelf; stapel; stapeling; terp | |
Bijwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
genomträngande | hard; hoog; schel; scherp; schril; snerpend | doordringend; indringend; penetrant; schel klinkend; scherp; scherpklinkend |
gäll | hard; hoog; schel; scherp; schril; snerpend | |
gällt | hard; hoog; schel; scherp; schril; snerpend | doordringend; indringend; schel klinkend; scherp; scherpklinkend |
hög | hoog; hooggelegen | hard; hoog geplaatst; luid; luid klinkend; rijzig |
högt | hoog; hooggelegen | hard; hardop; hoog geplaatst; luid; luid klinkend; luidkeels; rijzig; uit volle borst |
skarpt | hard; hoog; schel; scherp; schril; snerpend | bijdehand; fel; gehaaid; gescherpt; gevat; gewiekst; hanig; kien; messcherp; met een scherp oog; nauwlettend; pienter; pikant; pinnig; puntig; scherp; scherp gepunt; scherpgerand; scherpklinkend; slim; snedig; snibbig; spits; uitgekookt; uitgeslapen; verlekkerd; vinnig; vlijmend |
Verwante woorden van "hoog":
Antoniemen van "hoog":
Verwante definities voor "hoog":
Wiktionary: hoog
hoog
Cross Translation:
adjective
-
2, 3, 4
- hoog → hög
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• hoog | → hög | ↔ high — elevated |
• hoog | → hög | ↔ high — tall, lofty |
• hoog | → hög | ↔ high — of great or large quantity |
• hoog | → hög | ↔ tall — of a building |
• hoog | → hög | ↔ hoch — sozial: vornehm, im Rang weit oben stehend |
• hoog | → hög | ↔ hoch — akustische Wahrnehmung: mit großer Schwingungszahl |
• hoog | → hög | ↔ hoch — groß in der Ausdehnung nach oben; eine bestimmte Höhe aufweisend |
• hoog | → hög | ↔ hoch — weit oben befindlich |
• hoog | → ljudelig; ljudlig | ↔ haut — Qui élever. — note Par opposition à bas et à petit, en parlant d’un objet considérer par rapport à tous les autres objets du même genre, ou seulement par comparaison à un ou à plusieurs autres. |