Nederlands
Uitgebreide vertaling voor hoepel (Nederlands) in het Zweeds
hoepel:
-
de hoepel (hoelahoepel; hoelahoep)
Vertaal Matrix voor hoepel:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
rev | hoelahoep; hoelahoepel; hoepel | reven |
Verwante woorden van "hoepel":
hoepel vorm van hoepelen:
-
hoepelen
spela med en ring runt midjan-
spela med en ring runt midjan werkwoord (spelar med en ring runt midjan, spelade med en ring runt midjan, spelat med en ring runt midjan)
-
Conjugations for hoepelen:
o.t.t.
- hoepel
- hoepelt
- hoepelt
- hoepelen
- hoepelen
- hoepelen
o.v.t.
- hoepelde
- hoepelde
- hoepelde
- hoepelden
- hoepelden
- hoepelden
v.t.t.
- heb gehoepeld
- hebt gehoepeld
- heeft gehoepeld
- hebben gehoepeld
- hebben gehoepeld
- hebben gehoepeld
v.v.t.
- had gehoepeld
- had gehoepeld
- had gehoepeld
- hadden gehoepeld
- hadden gehoepeld
- hadden gehoepeld
o.t.t.t.
- zal hoepelen
- zult hoepelen
- zal hoepelen
- zullen hoepelen
- zullen hoepelen
- zullen hoepelen
o.v.t.t.
- zou hoepelen
- zou hoepelen
- zou hoepelen
- zouden hoepelen
- zouden hoepelen
- zouden hoepelen
diversen
- hoepel!
- hoepelt!
- gehoepeld
- hoepelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor hoepelen:
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
spela med en ring runt midjan | hoepelen |