Overzicht
Nederlands naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. hausse:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor hausse (Nederlands) in het Zweeds

hausse:

hausse [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord

  1. de hausse (hoogconjunctuur; bloei)
    högkonjunktur

Vertaal Matrix voor hausse:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
högkonjunktur bloei; hausse; hoogconjunctuur

Verwante woorden van "hausse":

  • hausses

Wiktionary: hausse


Cross Translation:
FromToVia
hausse boom; hausse; högkonjunktur boom — period of prosperity