Overzicht
Nederlands naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. hark:
  2. harken:
  3. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor hark (Nederlands) in het Zweeds

hark:

hark [de ~] zelfstandig naamwoord

  1. de hark
    raka; kratta; skrapa; räfsa
    • raka zelfstandig naamwoord
    • kratta [-ett] zelfstandig naamwoord
    • skrapa [-ett] zelfstandig naamwoord
    • räfsa [-en] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor hark:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
kratta hark
raka hark
räfsa hark
skrapa hark berisping; krab; krabwond; kras; reprimande; schram; standje; terechtwijzing
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
kratta aanharken; harken
raka harken; rechtbuigen; scheren
räfsa aanharken; harken
skrapa afschrappen; harken; krabbelen

Verwante woorden van "hark":


Wiktionary: hark


Cross Translation:
FromToVia
hark kratta; räfsa; raka rake — garden tool
hark kratta; räfsa râteau — Outil de jardinier (1)
hark kratta; räfsa râteau de jardinier — Outil de jardinier (1)

harken:

harken werkwoord (hark, harkt, harkte, harkten, geharkt)

  1. harken
    raka; kratta; skrapa; räfsa
    • raka werkwoord (rakar, rakade, rakat)
    • kratta werkwoord (krattar, krattade, krattat)
    • skrapa werkwoord (skrapar, skrapade, skrapat)
    • räfsa werkwoord (räfsar, räfsade, räfsat)

Conjugations for harken:

o.t.t.
  1. hark
  2. harkt
  3. harkt
  4. harken
  5. harken
  6. harken
o.v.t.
  1. harkte
  2. harkte
  3. harkte
  4. harkten
  5. harkten
  6. harkten
v.t.t.
  1. heb geharkt
  2. hebt geharkt
  3. heeft geharkt
  4. hebben geharkt
  5. hebben geharkt
  6. hebben geharkt
v.v.t.
  1. had geharkt
  2. had geharkt
  3. had geharkt
  4. hadden geharkt
  5. hadden geharkt
  6. hadden geharkt
o.t.t.t.
  1. zal harken
  2. zult harken
  3. zal harken
  4. zullen harken
  5. zullen harken
  6. zullen harken
o.v.t.t.
  1. zou harken
  2. zou harken
  3. zou harken
  4. zouden harken
  5. zouden harken
  6. zouden harken
en verder
  1. is geharkt
  2. zijn geharkt
diversen
  1. hark!
  2. harkt!
  3. geharkt
  4. harkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor harken:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
kratta hark
raka hark
räfsa hark
skrapa berisping; hark; krab; krabwond; kras; reprimande; schram; standje; terechtwijzing
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
kratta harken aanharken
raka harken rechtbuigen; scheren
räfsa harken aanharken
skrapa harken afschrappen; krabbelen

Verwante woorden van "harken":


Wiktionary: harken


Cross Translation:
FromToVia
harken kratta; räfsa; raka rake — use a rake on
harken kratta; räfsa râtelerramasser avec le râteau.