Overzicht
Nederlands naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. happig:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor happig (Nederlands) in het Zweeds

happig:

happig bijvoeglijk naamwoord

  1. happig (gretig)
    ivrig; ivrigt
    • ivrig bijvoeglijk naamwoord
    • ivrigt bijvoeglijk naamwoord
  2. happig (belust)
    ivrig efter; ivrigt efter

Vertaal Matrix voor happig:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
ivrig dweper; fanaat; zeloot
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
ivrig gretig; happig begerend; gepassioneerd; hartstochtelijk; heetbloedig; stormachtig; temperamentvol; verlangend; vurig; warmbloedig
ivrig efter belust; happig gek van; verzot op
ivrigt gretig; happig begerend; gepassioneerd; hartstochtelijk; heetbloedig; stormachtig; temperamentvol; verlangend; vurig; warmbloedig
ivrigt efter belust; happig gek van; verzot op

Verwante woorden van "happig":

  • happigheid, happige

Wiktionary: happig


Cross Translation:
FromToVia
happig lysten; snål avide — Qui a de l’avidité