Nederlands
Uitgebreide vertaling voor handig (Nederlands) in het Zweeds
handig:
-
handig (nuttig)
-
handig (behendig; vaardig; bekwaam; kundig)
skickligt; händigt; kunnigt; duktig; kunnig; duktigt; fingerfärdig; fingerfärdigt-
skickligt bijvoeglijk naamwoord
-
händigt bijvoeglijk naamwoord
-
kunnigt bijvoeglijk naamwoord
-
duktig bijvoeglijk naamwoord
-
kunnig bijvoeglijk naamwoord
-
duktigt bijvoeglijk naamwoord
-
fingerfärdig bijvoeglijk naamwoord
-
fingerfärdigt bijvoeglijk naamwoord
-
-
handig (bruikbaar; nuttig; inzetbaar; werkbaar)
användbart; brukbar; brukbart-
användbart bijvoeglijk naamwoord
-
brukbar bijvoeglijk naamwoord
-
brukbart bijvoeglijk naamwoord
-