Overzicht
Nederlands naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. haaltje:
  2. haal:
  3. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor haaltje (Nederlands) in het Zweeds

haaltje:

haaltje [het ~] zelfstandig naamwoord

  1. het haaltje (trekje aan een sigaret; trekje; haal)
    drag; puff
    • drag [-ett] zelfstandig naamwoord
    • puff [-en] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor haaltje:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
drag haal; haaltje; trekje; trekje aan een sigaret aantrekken; gelaatstrek; haal; ruk; schaakstukverplaatsing; straktrekken; teugen; tochtwinden; trek; zet
puff haal; haaltje; trekje; trekje aan een sigaret buzzer; klap; opstopper; peut; stoot; vleug

Verwante woorden van "haaltje":


haal:

haal [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de haal (pennekras; kras)
    streck; penndrag
    • streck [-ett] zelfstandig naamwoord
    • penndrag [-ett] zelfstandig naamwoord
  2. de haal (ruk; trek)
    drag; ryck
    • drag [-ett] zelfstandig naamwoord
    • ryck [-ett] zelfstandig naamwoord
  3. de haal (trekje aan een sigaret; trekje; haaltje)
    drag; puff
    • drag [-ett] zelfstandig naamwoord
    • puff [-en] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor haal:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
drag haal; haaltje; ruk; trek; trekje; trekje aan een sigaret aantrekken; gelaatstrek; schaakstukverplaatsing; straktrekken; teugen; tochtwinden; zet
penndrag haal; kras; pennekras haal met de pen; pennenstreek
puff haal; haaltje; trekje; trekje aan een sigaret buzzer; klap; opstopper; peut; stoot; vleug
ryck haal; ruk; trek
streck haal; kras; pennekras haal met de pen; lijn; linie; pennenstreek; streep

Verwante woorden van "haal":


Wiktionary: haal


Cross Translation:
FromToVia
haal tag; årtag stroke — rowing: movement of an oar or paddle through water
haal streck; strimla; strimma raieligne tracer sur une surface.