Overzicht
Nederlands naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. grom:
  2. grommen:
  3. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor grom (Nederlands) in het Zweeds

grom:

grom [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de grom (snauw; grauw)
    grymtning; morrning

Vertaal Matrix voor grom:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
grymtning grauw; grom; snauw knor
morrning grauw; grom; snauw

Verwante woorden van "grom":


grom vorm van grommen:

grommen werkwoord (grom, gromt, gromde, gromden, gegromd)

  1. grommen
    morra
    • morra werkwoord (morrar, morrade, morrat)

Conjugations for grommen:

o.t.t.
  1. grom
  2. gromt
  3. gromt
  4. grommen
  5. grommen
  6. grommen
o.v.t.
  1. gromde
  2. gromde
  3. gromde
  4. gromden
  5. gromden
  6. gromden
v.t.t.
  1. heb gegromd
  2. hebt gegromd
  3. heeft gegromd
  4. hebben gegromd
  5. hebben gegromd
  6. hebben gegromd
v.v.t.
  1. had gegromd
  2. had gegromd
  3. had gegromd
  4. hadden gegromd
  5. hadden gegromd
  6. hadden gegromd
o.t.t.t.
  1. zal grommen
  2. zult grommen
  3. zal grommen
  4. zullen grommen
  5. zullen grommen
  6. zullen grommen
o.v.t.t.
  1. zou grommen
  2. zou grommen
  3. zou grommen
  4. zouden grommen
  5. zouden grommen
  6. zouden grommen
diversen
  1. grom!
  2. gromt!
  3. gegromd
  4. grommend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor grommen:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
morra grommen grauwen; snauwen

Verwante woorden van "grommen":


Wiktionary: grommen


Cross Translation:
FromToVia
grommen yla; bräka; böla; råma hurler — Traductions à trier suivant le sens