Overzicht
Nederlands
Uitgebreide vertaling voor grendel (Nederlands) in het Zweeds
grendel:
-
de grendel (verschuifbare sluiting; tong; schuif; schoot)
-
de grendel (sluitinrichting voor deur of raam; schuif; knip)
Vertaal Matrix voor grendel:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
bult | grendel; schoot; schuif; tong; verschuifbare sluiting | deurknip; klem; knip; pen; pin; rolbeugel; tapbout |
lås | grendel; schoot; schuif; tong; verschuifbare sluiting | knipbeugel; sluiswerk |
regel | grendel; knip; schoot; schuif; sluitinrichting voor deur of raam; tong; verschuifbare sluiting | dienstvoorschrift; filter; regel; reglement; reglementering; richtlijn; richtsnoer; stelregel; voorschrift |
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
lås | vergrendelen |
Verwante woorden van "grendel":
Verwante definities voor "grendel":
grendel vorm van grendelen:
-
grendelen (vergrendelen; locken; afsluiten; sluiten; afgrendelen; op slot zetten; op slot doen; borgen; dichtdoen; dichtmaken)
Conjugations for grendelen:
o.t.t.
- grendel
- grendelt
- grendelt
- grendelen
- grendelen
- grendelen
o.v.t.
- grendelde
- grendelde
- grendelde
- grendelden
- grendelden
- grendelden
v.t.t.
- heb gegrendeld
- hebt gegrendeld
- heeft gegrendeld
- hebben gegrendeld
- hebben gegrendeld
- hebben gegrendeld
v.v.t.
- had gegrendeld
- had gegrendeld
- had gegrendeld
- hadden gegrendeld
- hadden gegrendeld
- hadden gegrendeld
o.t.t.t.
- zal grendelen
- zult grendelen
- zal grendelen
- zullen grendelen
- zullen grendelen
- zullen grendelen
o.v.t.t.
- zou grendelen
- zou grendelen
- zou grendelen
- zouden grendelen
- zouden grendelen
- zouden grendelen
en verder
- is gegrendeld
- zijn gegrendeld
diversen
- grendel!
- grendelt!
- gegrendeld
- grendelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor grendelen:
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
låsa | afgrendelen; afsluiten; borgen; dichtdoen; dichtmaken; grendelen; locken; op slot doen; op slot zetten; sluiten; vergrendelen | aandraaien; afsluiten; dichtdoen; door draaien vastmaken |