Overzicht
Nederlands naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. gok:
  2. gokken:
  3. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor gok (Nederlands) in het Zweeds

gok:

gok [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de gok (waagstuk; gewaagde onderneming; risicovolle onderneming; risico; kans)
    riskfyllt företag

Vertaal Matrix voor gok:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
riskfyllt företag gewaagde onderneming; gok; kans; risico; risicovolle onderneming; waagstuk

Verwante woorden van "gok":


Wiktionary: gok


Cross Translation:
FromToVia
gok gissning guess — prediction about the outcome of something
gok vad punt — bet or wager

gokken:

gokken werkwoord (gok, gokt, gokte, gokten, gegokt)

  1. gokken (een gok wagen)
    chansa; riskera; ta en risk
    • chansa werkwoord (chansar, chansade, chansat)
    • riskera werkwoord (riskerar, riskerade, riskerat)
    • ta en risk werkwoord (tar en risk, tog en risk, tagit en risk)
  2. gokken (met geld spelen)
    spekulera
    • spekulera werkwoord (spekulerar, spekulerade, spekulerat)

Conjugations for gokken:

o.t.t.
  1. gok
  2. gokt
  3. gokt
  4. gokken
  5. gokken
  6. gokken
o.v.t.
  1. gokte
  2. gokte
  3. gokte
  4. gokten
  5. gokten
  6. gokten
v.t.t.
  1. heb gegokt
  2. hebt gegokt
  3. heeft gegokt
  4. hebben gegokt
  5. hebben gegokt
  6. hebben gegokt
v.v.t.
  1. had gegokt
  2. had gegokt
  3. had gegokt
  4. hadden gegokt
  5. hadden gegokt
  6. hadden gegokt
o.t.t.t.
  1. zal gokken
  2. zult gokken
  3. zal gokken
  4. zullen gokken
  5. zullen gokken
  6. zullen gokken
o.v.t.t.
  1. zou gokken
  2. zou gokken
  3. zou gokken
  4. zouden gokken
  5. zouden gokken
  6. zouden gokken
diversen
  1. gok!
  2. gokt!
  3. gegokt
  4. gokkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

gokken [het ~] zelfstandig naamwoord

  1. het gokken
    spekulerande

Vertaal Matrix voor gokken:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
spekulerande gokken
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
chansa een gok wagen; gokken
riskera een gok wagen; gokken avonturen; avonturieren; durven; inzetten; riskeren; speelgeld inzetten; wagen
spekulera gokken; met geld spelen gewaagde zaken doen; met aandelen spelen; speculeren; speculeren op
ta en risk een gok wagen; gokken

Verwante woorden van "gokken":


Wiktionary: gokken


Cross Translation:
FromToVia
gokken slå vad bet — To stake or pledge upon the outcome of an event

Verwante vertalingen van gok