Overzicht
Nederlands naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. gloren:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor gloren (Nederlands) in het Zweeds

gloren:

gloren werkwoord (gloor, gloort, gloorde, gloorden, gegloord)

  1. gloren
    glimma; blänka; skimra
    • glimma werkwoord (glimmar, glimmade, glimmat)
    • blänka werkwoord (blänker, blänkte, blänkt)
    • skimra werkwoord (skimrar, skimrade, skimrat)

Conjugations for gloren:

o.t.t.
  1. gloor
  2. gloort
  3. gloort
  4. gloren
  5. gloren
  6. gloren
o.v.t.
  1. gloorde
  2. gloorde
  3. gloorde
  4. gloorden
  5. gloorden
  6. gloorden
v.t.t.
  1. heb gegloord
  2. hebt gegloord
  3. heeft gegloord
  4. hebben gegloord
  5. hebben gegloord
  6. hebben gegloord
v.v.t.
  1. had gegloord
  2. had gegloord
  3. had gegloord
  4. hadden gegloord
  5. hadden gegloord
  6. hadden gegloord
o.t.t.t.
  1. zal gloren
  2. zult gloren
  3. zal gloren
  4. zullen gloren
  5. zullen gloren
  6. zullen gloren
o.v.t.t.
  1. zou gloren
  2. zou gloren
  3. zou gloren
  4. zouden gloren
  5. zouden gloren
  6. zouden gloren
diversen
  1. gloor!
  2. gloort!
  3. gegloord
  4. glorend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor gloren:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
blänka gloren fonkelen; glinsteren; schitteren; vonken
glimma gloren blinken; fonkelen; glinsteren; schitteren
skimra gloren licht schijnen; stralen; zwak glanzen; zwak schijnen