Overzicht
Nederlands naar Zweeds: Meer gegevens...
- gist:
- gissen:
- gisten:
-
Wiktionary:
- gist → jäst
- gist → jäst, jästkultur
- gissen → förmoda, gissa
- gisten → fermentera, jäsa
Nederlands
Uitgebreide vertaling voor gist (Nederlands) in het Zweeds
gist:
Vertaal Matrix voor gist:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
jäst | gist |
Verwante woorden van "gist":
Wiktionary: gist
gist
Cross Translation:
noun
-
de naam voor een aantal soorten micro-organismen
- gist → jäst
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• gist | → jäst | ↔ Germ — Hefe, in Bayern und Österreich |
• gist | → jäst; jästkultur | ↔ Germ — Kultur einer Hefe im frischen oder getrockneten Zustand |
• gist | → jäst | ↔ Hefe — Biologie, speziell Mykologie: einzelliger Pilz (zumeist Saccharomycetaceae aber auch Pichiaceae und Incertae sedis), der sich sexuell und/oder asexuell zumeist durch Sprossung, aber auch durch Spaltung (Schizosaccharomycetaceae), vermehrt |
• gist | → jäst | ↔ Hefe — eine mit den unter [1] beschriebenen Pilzen durchsetzte Substanz, die verwendet wird als ein Gärprozess einleitendes Mittel bei der Herstellung bestimmter (alkoholischer) Getränke und als dem Teig beigegebener Stoff, der das Aufgehen/Treiben von Teig für bestimmte Backwaren bewirkt |
• gist | → jäst | ↔ yeast — fungus |
• gist | → jäst | ↔ yeast — froth used in medicine, baking and brewing |
• gist | → jäst | ↔ yeast — cake or dried granules used to make bread dough rise |
• gist | → jäst | ↔ levure — (vieilli) écume que fait la bière quand elle fermenter, et dont les boulangers et les pâtissiers se servir quelquefois au lieu d’autre levain. |
gist vorm van gissen:
-
gissen (gissing maken; raden)
Conjugations for gissen:
o.t.t.
- gis
- gist
- gist
- gissen
- gissen
- gissen
o.v.t.
- giste
- giste
- giste
- gisten
- gisten
- gisten
v.t.t.
- heb gegist
- hebt gegist
- heeft gegist
- hebben gegist
- hebben gegist
- hebben gegist
v.v.t.
- had gegist
- had gegist
- had gegist
- hadden gegist
- hadden gegist
- hadden gegist
o.t.t.t.
- zal gissen
- zult gissen
- zal gissen
- zullen gissen
- zullen gissen
- zullen gissen
o.v.t.t.
- zou gissen
- zou gissen
- zou gissen
- zouden gissen
- zouden gissen
- zouden gissen
en verder
- is gegist
- zijn gegist
diversen
- gis!
- gist!
- gegist
- gissend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor gissen:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
förmoda | vermoeden; veronderstelling | |
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
förmoda | gissen; gissing maken; raden | aannemen; postuleren; uitgaan van; veronderstellen; vooronderstellen |
gissa | gissen; gissing maken; raden |
gist vorm van gisten:
-
gisten
fermentera; undergå fermentation-
undergå fermentation werkwoord (undergår fermentation, undergick fermentation, undergått fermentation)
Conjugations for gisten:
o.t.t.
- gist
- gisten
o.v.t.
- gistte
- gistten
v.t.t.
- is gegist
- zijn gegist
v.v.t.
- was gegist
- waren gegist
o.t.t.t.
- zal gisten
- zullen gisten
o.v.t.t.
- zou gisten
- zouden gisten
diversen
- gist!
- gist!
- gegist
- gistend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor gisten:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
jäsning | fermenten; gisten | gisting |
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
fermentera | gisten | |
undergå fermentation | gisten |