Overzicht
Nederlands naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. gezag hebben:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor gezag hebben (Nederlands) in het Zweeds

gezag hebben:

gezag hebben werkwoord (heb gezag, hebt gezag, heeft gezag, had gezag, hadden gezag, gezag gehad)

  1. gezag hebben
    befoga; ha auktoritet
    • befoga werkwoord (befogar, befogade, befogat)
    • ha auktoritet werkwoord (har auktoritet, hade auktoritet, haft auktoritet)

Conjugations for gezag hebben:

o.t.t.
  1. heb gezag
  2. hebt gezag
  3. heeft gezag
  4. hebben gezag
  5. hebben gezag
  6. hebben gezag
o.v.t.
  1. had gezag
  2. had gezag
  3. had gezag
  4. hadden gezag
  5. hadden gezag
  6. hadden gezag
v.t.t.
  1. heb gezag gehad
  2. hebt gezag gehad
  3. heeft gezag gehad
  4. hebben gezag gehad
  5. hebben gezag gehad
  6. hebben gezag gehad
v.v.t.
  1. had gezag gehad
  2. had gezag gehad
  3. had gezag gehad
  4. hadden gezag gehad
  5. hadden gezag gehad
  6. hadden gezag gehad
o.t.t.t.
  1. zal gezag hebben
  2. zult gezag hebben
  3. zal gezag hebben
  4. zullen gezag hebben
  5. zullen gezag hebben
  6. zullen gezag hebben
o.v.t.t.
  1. zou gezag hebben
  2. zou gezag hebben
  3. zou gezag hebben
  4. zouden gezag hebben
  5. zouden gezag hebben
  6. zouden gezag hebben
diversen
  1. heb gezag!
  2. hebt gezag!
  3. gezag gehad
  4. gezaghebbend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor gezag hebben:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
befoga gezag hebben autoriseren; fiatteren; goedkeuren; goedvinden; permitteren; toestaan
ha auktoritet gezag hebben

Verwante vertalingen van gezag hebben