Nederlands

Uitgebreide vertaling voor gewoon (Nederlands) in het Zweeds

gewoon:

gewoon bijvoeglijk naamwoord

  1. gewoon (gebruikelijk; gangbaar; gemeen; normaal)
    vanligt; allmänt; allmän
  2. gewoon (gangbaar; gebruikelijk; courant)
    vanlig; gängse; vanligt; allmänt
  3. gewoon (gewend)
    van vid
  4. gewoon (normaal)
    normalt; vanlig; vanligt; typiskt; regelrätt
  5. gewoon (niets bijzonders; ordinair; alledaags; eenvoudig)
    grått; trivial; alldagligt; vanlig; vanligt; alldaglig; ordinärt; trivialt

Vertaal Matrix voor gewoon:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
allmän algemene
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
- gangbaar; normaal
Not SpecifiedVerwante vertalingenAndere vertalingen
allmänt G; General
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
alldaglig alledaags; eenvoudig; gewoon; niets bijzonders; ordinair alledaagse
alldagligt alledaags; eenvoudig; gewoon; niets bijzonders; ordinair alledaagse; onknap
allmän gangbaar; gebruikelijk; gemeen; gewoon; normaal
allmänt courant; gangbaar; gebruikelijk; gemeen; gewoon; normaal algemeen; generaal; globaal; in grote lijnen; meestens; over het geheel; overwegend
grått alledaags; eenvoudig; gewoon; niets bijzonders; ordinair dof; flets; mat; niet helder; sfeerloos; zonder sfeer
gängse courant; gangbaar; gebruikelijk; gewoon heerszuchtig
normalt gewoon; normaal
ordinärt alledaags; eenvoudig; gewoon; niets bijzonders; ordinair
regelrätt gewoon; normaal
trivial alledaags; eenvoudig; gewoon; niets bijzonders; ordinair futiel; nietsbetekenend; nietszeggend; onbeduidend; onbelangrijk; onbenullig; onbetekenend; triviaal; weinigzeggend
trivialt alledaags; eenvoudig; gewoon; niets bijzonders; ordinair futiel; nietsbetekenend; nietszeggend; onbeduidend; onbelangrijk; onbenullig; onbetekenend; triviaal; weinigzeggend
typiskt gewoon; normaal definiërend; kenschetsend; omschrijvend; tekenend; typerend
van vid gewend; gewoon
vanlig alledaags; courant; eenvoudig; gangbaar; gebruikelijk; gewoon; niets bijzonders; normaal; ordinair doodgewoon; merendeel; onknap
vanligt alledaags; courant; eenvoudig; gangbaar; gebruikelijk; gemeen; gewoon; niets bijzonders; normaal; ordinair alledaagse; doodgewoon; gewoontegetrouw; merendeel; onknap

Verwante woorden van "gewoon":


Synoniemen voor "gewoon":


Antoniemen van "gewoon":


Verwante definities voor "gewoon":

  1. wat veel voorkomt of gebruikt wordt1
    • hij heeft gewoon griep, niets bijzonders!1
  2. nou eenmaal1
    • dat vind ik gewoon lekker1

Wiktionary: gewoon


Cross Translation:
FromToVia
gewoon gemensam; allmän common — mutual
gewoon vanlig common — usual
gewoon vanlig common — ordinary
gewoon bara just — only, simply, merely
gewoon normal normal — usual, ordinary
gewoon vanlig; ordinär ordinary — normal, routine
gewoon vanlig usual — most commonly occurring
gewoon vulgär; pöbel-; pöbelaktig; gemen vulgar — having to do with common people
gewoon van wont — accustomed, apt
gewoon helt enkelt schlechthinals Ausdruckverstärkendes Satzelement, ohne echte Bedeutung: bloß, einfach, gerade, glatt, eben
gewoon helt och hållet schlechthininsbesondere Adjektiven vorangestellt: ganz und gar, vollkommen, absolut
gewoon bruklig; gemen; gångbar; ordinär; vanlig; övlig habituel — Qui est devenu une habitude, qui est passé en habitude.