Overzicht
Nederlands naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. gestut:
  2. stutten:
  3. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor gestut (Nederlands) in het Zweeds

gestut:

gestut bijvoeglijk naamwoord

  1. gestut (ondersteund)
    understödda; stötta; stöttade

Vertaal Matrix voor gestut:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
stötta schoor; schraag; steunbout
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
stötta dragen; ondersteunen; schoren; schragen; steunen; stutten
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
stötta gestut; ondersteund
stöttade gestut; ondersteund
understödda gestut; ondersteund

gestut vorm van stutten:

stutten werkwoord (stut, stutte, stutten, gestut)

  1. stutten (met palen stutten; schragen)
    understötta
    • understötta werkwoord (understöttar, understöttade, understöttat)
  2. stutten (ondersteunen; steunen; schoren; dragen; schragen)
    stötta; proppa
    • stötta werkwoord (stöttar, stöttade, stöttat)
    • proppa werkwoord (proppar, proppade, proppat)

Conjugations for stutten:

o.t.t.
  1. stut
  2. stut
  3. stut
  4. stutten
  5. stutten
  6. stutten
o.v.t.
  1. stutte
  2. stutte
  3. stutte
  4. stutten
  5. stutten
  6. stutten
v.t.t.
  1. heb gestut
  2. hebt gestut
  3. heeft gestut
  4. hebben gestut
  5. hebben gestut
  6. hebben gestut
v.v.t.
  1. had gestut
  2. had gestut
  3. had gestut
  4. hadden gestut
  5. hadden gestut
  6. hadden gestut
o.t.t.t.
  1. zal stutten
  2. zult stutten
  3. zal stutten
  4. zullen stutten
  5. zullen stutten
  6. zullen stutten
o.v.t.t.
  1. zou stutten
  2. zou stutten
  3. zou stutten
  4. zouden stutten
  5. zouden stutten
  6. zouden stutten
en verder
  1. ben gestut
  2. bent gestut
  3. is gestut
  4. zijn gestut
  5. zijn gestut
  6. zijn gestut
diversen
  1. stut!
  2. stutt!
  3. gestut
  4. stuttend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

stutten [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.

  1. de stutten (schoorbalken; steunen)
    staggande

Vertaal Matrix voor stutten:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
staggande schoorbalken; steunen; stutten
stötta schoor; schraag; steunbout
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
proppa dragen; ondersteunen; schoren; schragen; steunen; stutten ineen duwen; onbeschoft eten; proppen; vreten
stötta dragen; ondersteunen; schoren; schragen; steunen; stutten
understötta met palen stutten; schragen; stutten
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
stötta gestut; ondersteund

Verwante woorden van "stutten":


Wiktionary: stutten


Cross Translation:
FromToVia
stutten stötta buttress — support something physically with, or as if with, a buttress
stutten stödja accoterappuyer d’un côté pour soutenir.
stutten stödja appuyerplacer contre quelque chose.