Overzicht
Nederlands naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. gesprek:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor gesprek (Nederlands) in het Zweeds

gesprek:

gesprek [het ~] zelfstandig naamwoord

  1. het gesprek (conversatie)
    samtal
    • samtal [-ett] zelfstandig naamwoord
  2. het gesprek (mondeling onderhoud)
    samtal; konversation; pratstund
  3. het gesprek (samenspraak; onderhoud)
    konversation; dialog; samspråk
  4. het gesprek (discussie)
    samtal; konversation; diskussion
  5. het gesprek
    konversation

Vertaal Matrix voor gesprek:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
dialog gesprek; onderhoud; samenspraak dialoog; samenspraak; tweegesprek; tweespraak
diskussion discussie; gesprek argumentering; bewijsvoering; debat; discussie
konversation discussie; gesprek; mondeling onderhoud; onderhoud; samenspraak dialoog; samenspraak; tweegesprek; tweespraak
pratstund gesprek; mondeling onderhoud babbeltje; causerie; gebabbel; praatje
samspråk gesprek; onderhoud; samenspraak babbeltje; causerie; gebabbel; praatje
samtal conversatie; discussie; gesprek; mondeling onderhoud besprekingen; oproep; samenspraken; vergaderingen

Verwante woorden van "gesprek":

  • gesprekken, gesprekje, gesprekjes

Verwante definities voor "gesprek":

  1. het met elkaar praten1
    • wij voerden een goed gesprek1

Wiktionary: gesprek


Cross Translation:
FromToVia
gesprek samtal chat — conversation to stop an argument or settle situations
gesprek konversation; samtal conversation — talking
gesprek diskurs discourse — expression in (spoken or written) words
gesprek diskurs discourse — verbal exchange or conversation
gesprek konversation; prat talk — conversation
gesprek samtal Gesprächmündliche Kommunikation zwischen zwei oder mehreren Menschen
gesprek konversation conversationentretien plus ou moins familier.

Verwante vertalingen van gesprek