Overzicht
Nederlands naar Zweeds: Meer gegevens...
- gerangschikt:
- rangschikken:
-
Wiktionary:
- rangschikken → klassificera, ordna
Nederlands
Uitgebreide vertaling voor gerangschikt (Nederlands) in het Zweeds
gerangschikt:
Vertaal Matrix voor gerangschikt:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
ordnat | bepalen; beschikken; ordenen; schikken; verordenen; voorschrijven | |
städat | netheid; properheid | |
Bijwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
arrangerat | gerangschikt; opgeruimd; ordelijk | georganiseerd; geregeld |
ordnad | gerangschikt; opgeruimd; ordelijk | |
ordnat | gerangschikt; opgeruimd; ordelijk | bewerkstelligd; geordend; georganiseerd; geregeld; opgeruimd; ordelijk gemaakt |
städad | gerangschikt; opgeruimd; ordelijk | gekuist; gereinigd; keurig; netjes; proper; zorgvuldig; zuiver |
städat | gerangschikt; opgeruimd; ordelijk | gekuist; gereinigd; keurig; netjes; opgeruimd; ordelijk; proper; schoon; sec; zorgvuldig; zuiver |
gerangschikt vorm van rangschikken:
-
rangschikken (classificeren)
-
rangschikken (rangordenen)
-
rangschikken
Conjugations for rangschikken:
o.t.t.
- rangschik
- rangschikt
- rangschikt
- rangschikken
- rangschikken
- rangschikken
o.v.t.
- rangschikte
- rangschikte
- rangschikte
- rangschikten
- rangschikten
- rangschikten
v.t.t.
- heb gerangschikt
- hebt gerangschikt
- heeft gerangschikt
- hebben gerangschikt
- hebben gerangschikt
- hebben gerangschikt
v.v.t.
- had gerangschikt
- had gerangschikt
- had gerangschikt
- hadden gerangschikt
- hadden gerangschikt
- hadden gerangschikt
o.t.t.t.
- zal rangschikken
- zult rangschikken
- zal rangschikken
- zullen rangschikken
- zullen rangschikken
- zullen rangschikken
o.v.t.t.
- zou rangschikken
- zou rangschikken
- zou rangschikken
- zouden rangschikken
- zouden rangschikken
- zouden rangschikken
en verder
- ben gerangschikt
- bent gerangschikt
- is gerangschikt
- zijn gerangschikt
- zijn gerangschikt
- zijn gerangschikt
diversen
- rangschik!
- rangschikt!
- gerangschikt
- rangschikkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
-
rangschikken (rangschikking)
Vertaal Matrix voor rangschikken:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
klassificera | rangschikken; rangschikking | |
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
gruppera | classificeren; rangschikken | arrangeren; groep; groeperen; indelen; ordenen; systematiseren |
indela | rangordenen; rangschikken | |
klassificera | ficheren; indelen bij; klasseren; rubriceren | |
klassifiera | classificeren; rangschikken | |
ordna | classificeren; rangordenen; rangschikken | afspreken; archiveren; arrangeren; bedisselen; bevelen; bewaren; dicteren; gebieden; gelasten; iets op touw zetten; iets regelen; in het gelid stellen; inrichten; installeren; op orde brengen; opbergen; opslaan; ordenen; rangeren; rechtmaken; regelen; reglementeren; scharen; schiften; schikken; sorteren; uitzoeken; voorschrijven |
rangordna | rangschikken | |
sortera | classificeren; rangschikken | ficheren; ordenen; rangeren; schiften; sorteren; uitzoeken; voorsorteren |
Wiktionary: rangschikken
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• rangschikken | → klassificera | ↔ classify — to identify or divide into classes |
• rangschikken | → ordna | ↔ sort — arrange in order |