Overzicht
Nederlands naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. gepikeerd:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor gepikeerd (Nederlands) in het Zweeds

gepikeerd:

gepikeerd bijvoeglijk naamwoord

  1. gepikeerd (ontstemd)
    sårad; stött; sårat; irriterat; förtrutet
  2. gepikeerd (ontstemd; geprikkeld; wrevelig; misnoegd)
    missnöj7; sur; surt
    • missnöj7 bijvoeglijk naamwoord
    • sur bijvoeglijk naamwoord
    • surt bijvoeglijk naamwoord

Vertaal Matrix voor gepikeerd:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
stött beledigde
sårad geestelijk geraakte; gekwetste
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
sur verbitteren; vergrammen
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
förtrutet gepikeerd; ontstemd
irriterat gepikeerd; ontstemd aangebrand; boos; dol; furieus; geprikkeld; geërgerd; geïrriteerd; hels; kwaad; laaiend; nijdig; ontstoken; pissig; prikkelbaar; razend; tierend; woedend; woest
missnöj7 gepikeerd; geprikkeld; misnoegd; ontstemd; wrevelig
stött gepikeerd; ontstemd aangebrand; geprikkeld; geërgerd; geïrriteerd; pissig; prikkelbaar; wrevelig
sur gepikeerd; geprikkeld; misnoegd; ontstemd; wrevelig bitter; boos; galachtig; gebelgd; giftig; kwaad; nijdig; verbolgen; vertoornd; zuur
surt gepikeerd; geprikkeld; misnoegd; ontstemd; wrevelig bitter; boos; galachtig; gebelgd; giftig; kwaad; nijdig; verbolgen; vertoornd; wrang; zuur; zuur smakend
sårad gepikeerd; ontstemd aangeschoten; aangeslagen; gehavend; gekwetst; getroffen; gewond
sårat gepikeerd; ontstemd aangeschoten; aangeslagen; gehavend; getroffen; gewond