Nederlands
Uitgebreide vertaling voor genegen (Nederlands) in het Zweeds
genegen:
-
genegen
villig; villigt; beredvillig; beredvilligt; tjänstvilligt-
villig bijvoeglijk naamwoord
-
villigt bijvoeglijk naamwoord
-
beredvillig bijvoeglijk naamwoord
-
beredvilligt bijvoeglijk naamwoord
-
tjänstvilligt bijvoeglijk naamwoord
-
Vertaal Matrix voor genegen:
Bijwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
beredvillig | genegen | goedwillig; welwillend |
beredvilligt | genegen | behulpzaam; bereidwillig; gedienstig; goedwillig; inschikkelijk; welwillend |
tjänstvilligt | genegen | behulpzaam; bereidwillig; dienstbaar; dienstvaardig; dienstwillig; gedienstig; inschikkelijk; tegemoetkomend; toeschietelijk; welwillend; willig |
villig | genegen | bereid; bereidvaardig; bereidwillig; dolgraag; gewillig; volgaarne; welwillend |
villigt | genegen | bereid; bereidvaardig; bereidwillig; gewillig; welwillend |
Verwante woorden van "genegen":
nijgen:
-
nijgen
Conjugations for nijgen:
o.t.t.
- nijg
- nijgt
- nijgt
- nijgen
- nijgen
- nijgen
o.v.t.
- neeg
- neeg
- neeg
- negen
- negen
- negen
v.t.t.
- ben genegen
- bent genegen
- is genegen
- zijn genegen
- zijn genegen
- zijn genegen
v.v.t.
- was genegen
- was genegen
- was genegen
- waren genegen
- waren genegen
- waren genegen
o.t.t.t.
- zal nijgen
- zult nijgen
- zal nijgen
- zullen nijgen
- zullen nijgen
- zullen nijgen
o.v.t.t.
- zou nijgen
- zou nijgen
- zou nijgen
- zouden nijgen
- zouden nijgen
- zouden nijgen
diversen
- nijg!
- nijgt!
- genegen
- nijgend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor nijgen:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
bocka | buiging; nijging | |
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
bocka | nijgen | |
buga | nijgen | buigen; krombuigen |