Overzicht
Nederlands naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. geleerdheid:
  2. geleerd:
  3. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor geleerdheid (Nederlands) in het Zweeds

geleerdheid:

geleerdheid [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord

  1. de geleerdheid
    lärande

Vertaal Matrix voor geleerdheid:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
lärande geleerdheid aanleren; cursus; les; onderricht; onderrichting; onderwijs

Verwante woorden van "geleerdheid":


Wiktionary: geleerdheid


Cross Translation:
FromToVia
geleerdheid kunskap learning — accumulated knowledge

geleerdheid vorm van geleerd:

geleerd bijvoeglijk naamwoord

  1. geleerd (geschoold; onderwezen)
    format; formad
  2. geleerd (wijs; intelligent; slim)
    bildad; smart
    • bildad bijvoeglijk naamwoord
    • smart bijvoeglijk naamwoord

Vertaal Matrix voor geleerd:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
smart geniaal persoon; genie
Not SpecifiedVerwante vertalingenAndere vertalingen
format bestandsindeling; opmaak; stijl
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bildad geleerd; intelligent; slim; wijs beschaafd; geciviliseerd; gecultiveerd; ontwikkeld
formad geleerd; geschoold; onderwezen
format geleerd; geschoold; onderwezen
smart geleerd; intelligent; slim; wijs adrem; bij de pinken; bijdehand; clever; gevat; gis; goochem; kien; raak; schrander; slim; snedig; snugger; uitgeslapen

Verwante woorden van "geleerd":

  • geleerdheid, geleerder, geleerdere, geleerdst, geleerdste

Wiktionary: geleerd


Cross Translation:
FromToVia
geleerd lärd; kultiverad; beläst; bildad learned — having much learning