Overzicht
Nederlands naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. gedeelte:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor gedeelte (Nederlands) in het Zweeds

gedeelte:

gedeelte [het ~] zelfstandig naamwoord

  1. het gedeelte (stuk; deel; part; fractie)
    bit; del
    • bit [-en] zelfstandig naamwoord
    • del [-en] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor gedeelte:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bit deel; fractie; gedeelte; part; stuk aanbijten; bit; breuk; breukgetal; brok; brokje; eindje; fiche; fragmentje; groot en dik stuk; homp; klein stukje; klompje; klont; klonter; klontertje; klontje; knauw; moot; partje; plak; plakje; schijfje; snippertje; stukje; suikerklontje; tranche
del deel; fractie; gedeelte; part; stuk aandeel; basisbestanddeel; bestanddeel; brokje; component; deel; deeltje; eindje; element; fractie; fragmentje; ingrediënt; klein stukje; label; onderdeel; onderdeeltje; part; partje; plakje; portie; schijfje; segment; snippertje; stuk; stukje
- deel; element; part; stuk

Verwante woorden van "gedeelte":

  • gedeelten, gedeeltes

Synoniemen voor "gedeelte":


Antoniemen van "gedeelte":


Verwante definities voor "gedeelte":

  1. wat kleiner is dan het totaal1
    • in welk gedeelte van de trein wil je zitten?1

Verwante vertalingen van gedeelte