Overzicht
Nederlands naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. geïnterneerd:
  2. interneren:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor geïnterneerd (Nederlands) in het Zweeds

geïnterneerd:

geïnterneerd bijvoeglijk naamwoord

  1. geïnterneerd (gevangen genomen; gevangen; opgesloten; vastgezet)
    fängslad; fången; tillfångataget; fängslat; fånget

Vertaal Matrix voor geïnterneerd:

BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
fängslad gevangen; gevangen genomen; geïnterneerd; opgesloten; vastgezet
fängslat gevangen; gevangen genomen; geïnterneerd; opgesloten; vastgezet
fången gevangen; gevangen genomen; geïnterneerd; opgesloten; vastgezet
fånget gevangen; gevangen genomen; geïnterneerd; opgesloten; vastgezet
tillfångataget gevangen; gevangen genomen; geïnterneerd; opgesloten; vastgezet

Verwante woorden van "geïnterneerd":


interneren:

interneren werkwoord (interneer, interneert, interneerde, interneerden, geïnterneerd)

  1. interneren (gevangen zetten; opsluiten; isoleren)
    hålla fast
    • hålla fast werkwoord (håller fast, höll fast, hållit fast)

Conjugations for interneren:

o.t.t.
  1. interneer
  2. interneert
  3. interneert
  4. interneren
  5. interneren
  6. interneren
o.v.t.
  1. interneerde
  2. interneerde
  3. interneerde
  4. interneerden
  5. interneerden
  6. interneerden
v.t.t.
  1. heb geïnterneerd
  2. hebt geïnterneerd
  3. heeft geïnterneerd
  4. hebben geïnterneerd
  5. hebben geïnterneerd
  6. hebben geïnterneerd
v.v.t.
  1. had geïnterneerd
  2. had geïnterneerd
  3. had geïnterneerd
  4. hadden geïnterneerd
  5. hadden geïnterneerd
  6. hadden geïnterneerd
o.t.t.t.
  1. zal interneren
  2. zult interneren
  3. zal interneren
  4. zullen interneren
  5. zullen interneren
  6. zullen interneren
o.v.t.t.
  1. zou interneren
  2. zou interneren
  3. zou interneren
  4. zouden interneren
  5. zouden interneren
  6. zouden interneren
en verder
  1. ben geïnterneerd
  2. bent geïnterneerd
  3. is geïnterneerd
  4. zijn geïnterneerd
  5. zijn geïnterneerd
  6. zijn geïnterneerd
diversen
  1. interneer!
  2. interneert!
  3. geïnterneerd
  4. internerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor interneren:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
hålla fast gevangen zetten; interneren; isoleren; opsluiten beet hebben; klemmen; knellen; niet laten gaan; omklemmen; vasthebben; vasthouden