Nederlands
Uitgebreide vertaling voor geïmproviseerd (Nederlands) in het Zweeds
geïmproviseerd:
-
geïmproviseerd
provisoriet; nödlösning; provisorium-
provisoriet bijvoeglijk naamwoord
-
nödlösning bijvoeglijk naamwoord
-
provisorium bijvoeglijk naamwoord
-
Vertaal Matrix voor geïmproviseerd:
Bijwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
nödlösning | geïmproviseerd | |
provisoriet | geïmproviseerd | |
provisorium | geïmproviseerd |
Verwante woorden van "geïmproviseerd":
geïmproviseerd vorm van improviseren:
-
improviseren
Conjugations for improviseren:
o.t.t.
- improviseer
- improviseert
- improviseert
- improviseren
- improviseren
- improviseren
o.v.t.
- improviseerde
- improviseerde
- improviseerde
- improviseerden
- improviseerden
- improviseerden
v.t.t.
- heb geïmproviseerd
- hebt geïmproviseerd
- heeft geïmproviseerd
- hebben geïmproviseerd
- hebben geïmproviseerd
- hebben geïmproviseerd
v.v.t.
- had geïmproviseerd
- had geïmproviseerd
- had geïmproviseerd
- hadden geïmproviseerd
- hadden geïmproviseerd
- hadden geïmproviseerd
o.t.t.t.
- zal improviseren
- zult improviseren
- zal improviseren
- zullen improviseren
- zullen improviseren
- zullen improviseren
o.v.t.t.
- zou improviseren
- zou improviseren
- zou improviseren
- zouden improviseren
- zouden improviseren
- zouden improviseren
en verder
- is geïmproviseerd
- zijn geïmproviseerd
diversen
- improviseer!
- improviseert!
- geïmproviseerd
- improviserend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor improviseren:
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
improvisera | improviseren |