Nederlands

Uitgebreide vertaling voor geëindigd (Nederlands) in het Zweeds

geëindigd:

geëindigd bijvoeglijk naamwoord

  1. geëindigd (af; voltooid; over; )
    färdigt; avslutat
  2. geëindigd (voltooid; klaar; beëindigd; )
    färdigt; avslutad; fullständig; fullständigt

Vertaal Matrix voor geëindigd:

BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
avslutad af; afgelopen; beëindigd; gedaan; gepleegd; gereed; geëindigd; klaar; over; uit; voltooid; voorbij afgeknot; afgerond; gecompleteerd
avslutat af; afgedaan; afgelopen; gereed; geëindigd; klaar; over; uit; voltooid; voorbij af; afgeknot; afgerond; beëindigd; gecompleteerd; gedaan; gereed; klaar; volbracht; voleindigd
fullständig af; afgelopen; beëindigd; gedaan; gepleegd; gereed; geëindigd; klaar; over; uit; voltooid; voorbij algeheel; compleet; kompleet; patent; perfect; uitmuntend; uitstekend; volkomen; volledig; volmaakt; volslagen; voortreffelijk
fullständigt af; afgelopen; beëindigd; gedaan; gepleegd; gereed; geëindigd; klaar; over; uit; voltooid; voorbij afgerond; algeheel; baarlijk; compleet; gecompleteerd; integraal; kompleet; patent; perfect; uitmuntend; uitstekend; volkomen; volledig; volmaakt; volslagen; voortreffelijk
färdigt af; afgedaan; afgelopen; beëindigd; gedaan; gepleegd; gereed; geëindigd; klaar; over; uit; voltooid; voorbij afgehandeld

Verwante woorden van "geëindigd":

  • geëindigde

eindigen:

eindigen werkwoord (eindig, eindigt, eindigde, eindigden, geëindigd)

  1. eindigen (een einde maken aan; beëindigen; afsluiten; ophouden; stoppen)
    föra till ett slut
    • föra till ett slut werkwoord (för till ett slut, förde till ett slut, fört till ett slut)
  2. eindigen (voltooien)
    göra klart; slutföra
    • göra klart werkwoord (gör klart, gjorde klart, gjort klart)
    • slutföra werkwoord (slutför, slutförde, slutfört)
  3. eindigen (ten einde lopen; aflopen)
    komma till ett slut
    • komma till ett slut werkwoord (kommer till ett slut, komm till ett slut, kommit till ett slut)
  4. eindigen (finishen; aankomen)
    sluta; avsluta; fullborda
    • sluta werkwoord (slutar, slutade, slutat)
    • avsluta werkwoord (avslutar, avslutade, avslutat)
    • fullborda werkwoord (fullbordar, fullbordade, fullbordat)
  5. eindigen (teneindelopen; aflopen)
    komma till ro
    • komma till ro werkwoord (kommer till ro, komm till ro, kommit till ro)

Conjugations for eindigen:

o.t.t.
  1. eindig
  2. eindigt
  3. eindigt
  4. eindigen
  5. eindigen
  6. eindigen
o.v.t.
  1. eindigde
  2. eindigde
  3. eindigde
  4. eindigden
  5. eindigden
  6. eindigden
v.t.t.
  1. ben geëindigd
  2. bent geëindigd
  3. is geëindigd
  4. zijn geëindigd
  5. zijn geëindigd
  6. zijn geëindigd
v.v.t.
  1. was geëindigd
  2. was geëindigd
  3. was geëindigd
  4. waren geëindigd
  5. waren geëindigd
  6. waren geëindigd
o.t.t.t.
  1. zal eindigen
  2. zult eindigen
  3. zal eindigen
  4. zullen eindigen
  5. zullen eindigen
  6. zullen eindigen
o.v.t.t.
  1. zou eindigen
  2. zou eindigen
  3. zou eindigen
  4. zouden eindigen
  5. zouden eindigen
  6. zouden eindigen
diversen
  1. eindig!
  2. eindigt!
  3. geëindigd
  4. eindigend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

eindigen [znw.] zelfstandig naamwoord

  1. eindigen (ophouden; staken; uitscheiden; kappen; afhaken)
    stoppande

Vertaal Matrix voor eindigen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
avsluta afkrijgen
stoppande afhaken; eindigen; kappen; ophouden; staken; uitscheiden
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
avsluta aankomen; eindigen; finishen afkrijgen; aflopen met; afmaken; afronden; afsluiten; afwerken; beëindigen; compleet maken; completeren; een einde maken aan; fiksen; haspelen; klaarkrijgen; klaarmaken; klaarspelen; laatste gedeelte afmaken; leegeten; naar einde toewerken; op een haspel winden; opeten; opklossen; opwikkelen; opwinden; raken; ten einde zijn; terechtkomen; treffen; uithebben; uitkrijgen; vervolledigen; volbrengen; volledig maken; volmaken; voltooien; voor elkaar krijgen
fullborda aankomen; eindigen; finishen ten einde zijn; totstandbrengen
föra till ett slut afsluiten; beëindigen; een einde maken aan; eindigen; ophouden; stoppen
göra klart eindigen; voltooien
komma till ett slut aflopen; eindigen; ten einde lopen
komma till ro aflopen; eindigen; teneindelopen
sluta aankomen; eindigen; finishen afhaken; afsluiten; afvallen; afzeggen; afzien van; belanden; ermee uitscheiden; eruitstappen; geraken; haspelen; naar einde toewerken; op een haspel winden; opgeven; ophouden; opklossen; opwikkelen; opwinden; staken; stoppen; terechtkomen; uitscheiden; verzeilen
slutföra eindigen; voltooien aanhouden; concluderen; continueren; doorgaan; een gevolgtrekking maken; opmaken uit; ten einde zijn; verdergaan; vervolgen; voortgaan; voortzetten
- aflopen; ophouden; stoppen
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
stoppande afsluitend; stoppend; verstoppend

Synoniemen voor "eindigen":


Antoniemen van "eindigen":


Verwante definities voor "eindigen":

  1. er komt een eind aan, het gaat voorbij1
    • de voorstelling is al geëindigd1
  2. niet meer doorgaan1
    • de school eindigt om vier uur1

Wiktionary: eindigen


Cross Translation:
FromToVia
eindigen ända; sluta end — ergative, intransive: be finished, be terminated
eindigen avsluta finish — to come to an end
eindigen sluta; fullborda; ända finirachever, terminer, arriver à échéance, cesser, finaliser.