Nederlands
Uitgebreide vertaling voor flonkeren (Nederlands) in het Zweeds
flonkeren:
-
flonkeren
Conjugations for flonkeren:
o.t.t.
- flonker
- flonkert
- flonkert
- flonkeren
- flonkeren
- flonkeren
o.v.t.
- flonkerde
- flonkerde
- flonkerde
- flonkerden
- flonkerden
- flonkerden
v.t.t.
- heb geflonkerd
- hebt geflonkerd
- heeft geflonkerd
- hebben geflonkerd
- hebben geflonkerd
- hebben geflonkerd
v.v.t.
- had geflonkerd
- had geflonkerd
- had geflonkerd
- hadden geflonkerd
- hadden geflonkerd
- hadden geflonkerd
o.t.t.t.
- zal flonkeren
- zult flonkeren
- zal flonkeren
- zullen flonkeren
- zullen flonkeren
- zullen flonkeren
o.v.t.t.
- zou flonkeren
- zou flonkeren
- zou flonkeren
- zouden flonkeren
- zouden flonkeren
- zouden flonkeren
diversen
- flonker!
- flonkert!
- geflonkerd
- flonkerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor flonkeren:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
blinka | getintel; knipoogje; tinteling | |
flamma | flonkering; signaalvlam | |
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
blinka | flonkeren | excelleren; knipogen; knipperen; met oogleden op en neer gaan; onderscheiden; overtreffen; schitteren; uitblinken; uitblinken boven; uitmunten; uitsteken |
flamma | flonkeren | flakkeren; flikkeren; vlammen; vlammen uitslaan; vonken schieten |
spraka | flonkeren | flikkeren; fonkelen; glanzen; knappen; schijnen; sprankelen; stralen; twinkelen |