Overzicht
Nederlands naar Zweeds: Meer gegevens...
- fabel:
-
Wiktionary:
- fabel → berättelse, saga, fabel
Nederlands
Uitgebreide vertaling voor fabel (Nederlands) in het Zweeds
fabel:
-
de fabel (verzinsel; fictie; sprookje; verdichting; leugen; verdichtsel; bedenksel)
osanning; inbilning; lögn; villfarelse; käringprat-
inbilning zelfstandig naamwoord
-
käringprat zelfstandig naamwoord
Vertaal Matrix voor fabel:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
inbilning | bedenksel; fabel; fictie; leugen; sprookje; verdichting; verdichtsel; verzinsel | |
käringprat | bedenksel; fabel; fictie; leugen; sprookje; verdichting; verdichtsel; verzinsel | |
lögn | bedenksel; fabel; fictie; leugen; sprookje; verdichting; verdichtsel; verzinsel | bedrog; leugen; onwaarheid |
osanning | bedenksel; fabel; fictie; leugen; sprookje; verdichting; verdichtsel; verzinsel | |
villfarelse | bedenksel; fabel; fictie; leugen; sprookje; verdichting; verdichtsel; verzinsel | anamorfose; chimère; drogbeeld; fantasie; gezichtsbedrog; verbeelding; voorspiegeling; zinsbedrog; zinsbegoocheling |