Overzicht
Nederlands naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. existeren:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor existeren (Nederlands) in het Zweeds

existeren:

existeren werkwoord (existeer, existeert, existeerde, existeerden, geëxisteerd)

  1. existeren (bestaan; zijn; leven)
    finnas; vara till; existera
    • finnas werkwoord (finnas, fanns, funnits)
    • vara till werkwoord (är till, var till, varit till)
    • existera werkwoord (existerar, existerade, existerat)

Conjugations for existeren:

o.t.t.
  1. existeer
  2. existeert
  3. existeert
  4. existeren
  5. existeren
  6. existeren
o.v.t.
  1. existeerde
  2. existeerde
  3. existeerde
  4. existeerden
  5. existeerden
  6. existeerden
v.t.t.
  1. heb geëxisteerd
  2. hebt geëxisteerd
  3. heeft geëxisteerd
  4. hebben geëxisteerd
  5. hebben geëxisteerd
  6. hebben geëxisteerd
v.v.t.
  1. had geëxisteerd
  2. had geëxisteerd
  3. had geëxisteerd
  4. hadden geëxisteerd
  5. hadden geëxisteerd
  6. hadden geëxisteerd
o.t.t.t.
  1. zal existeren
  2. zult existeren
  3. zal existeren
  4. zullen existeren
  5. zullen existeren
  6. zullen existeren
o.v.t.t.
  1. zou existeren
  2. zou existeren
  3. zou existeren
  4. zouden existeren
  5. zouden existeren
  6. zouden existeren
diversen
  1. existeer!
  2. existeert!
  3. geëxisteerd
  4. existerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor existeren:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
existera bestaan; existeren; leven; zijn
finnas bestaan; existeren; leven; zijn gebeuren; passeren; plaats hebben; plaatsvinden; voordoen; voorvallen
vara till bestaan; existeren; leven; zijn

Wiktionary: existeren


Cross Translation:
FromToVia
existeren existera; finnas geben — (in Verbindung mit es) existieren, da sein