Nederlands
Uitgebreide vertaling voor eraf gaan (Nederlands) in het Zweeds
eraf gaan:
-
eraf gaan
Conjugations for eraf gaan:
o.t.t.
- ga eraf
- gaat eraf
- gaat eraf
- gaan eraf
- gaan eraf
- gaan eraf
o.v.t.
- ging eraf
- ging eraf
- ging eraf
- gingen eraf
- gingen eraf
- gingen eraf
v.t.t.
- ben eraf gegaan
- bent eraf gegaan
- is eraf gegaan
- zijn eraf gegaan
- zijn eraf gegaan
- zijn eraf gegaan
v.v.t.
- was eraf gegaan
- was eraf gegaan
- was eraf gegaan
- waren eraf gegaan
- waren eraf gegaan
- waren eraf gegaan
o.t.t.t.
- zal eraf gaan
- zult eraf gaan
- zal eraf gaan
- zullen eraf gaan
- zullen eraf gaan
- zullen eraf gaan
o.v.t.t.
- zou eraf gaan
- zou eraf gaan
- zou eraf gaan
- zouden eraf gaan
- zouden eraf gaan
- zouden eraf gaan
diversen
- ga eraf!
- gaat eraf!
- eraf gegaan
- eraf gaand
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor eraf gaan:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
lämna | heengaan; vertrekken; weggaan | |
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
kliva av | eraf gaan | erafklimmen; eruitgaan; uitstappen |
lägga av | eraf gaan | achterhouden; afhaken; afvallen; afzeggen; afzien van; behouden; bespreken; eruitstappen; opgeven; ophouden; opzijleggen; reis boeken; reserveren; stoppen; terughouden; vastleggen |
lämna | eraf gaan | aanleveren; afbreken; afleveren; afstand doen; afzien; bezorgen; brengen; gaan; heengaan; leveren; opbreken; opstappen; overhandigen; toeleveren; vertrekken; weggaan; zich verwijderen |