Nederlands
Uitgebreide vertaling voor eindig (Nederlands) in het Zweeds
eindig:
-
eindig (vergankelijk; voorbijgaand)
ömtåligt; förgänglig; förgängligt; lättförstörbar; lättförstörbart-
ömtåligt bijvoeglijk naamwoord
-
förgänglig bijvoeglijk naamwoord
-
förgängligt bijvoeglijk naamwoord
-
lättförstörbar bijvoeglijk naamwoord
-
lättförstörbart bijvoeglijk naamwoord
-
Vertaal Matrix voor eindig:
Bijwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
förgänglig | eindig; vergankelijk; voorbijgaand | |
förgängligt | eindig; vergankelijk; voorbijgaand | |
lättförstörbar | eindig; vergankelijk; voorbijgaand | |
lättförstörbart | eindig; vergankelijk; voorbijgaand | |
ömtåligt | eindig; vergankelijk; voorbijgaand | angstig voor pijn; bleekjes; breekbaar; broos; delicaat; fijn; fijn van smaak; fijngevoelig; fijnzinnig; fragiel; frèle; iel; kleinzerig; kwetsbaar; pips; slap; slapjes; teder; teer; teerbesnaard; teergevoelig; tenger; wee; ziekelijk; zwak |
Verwante woorden van "eindig":
eindigen:
-
eindigen (een einde maken aan; beëindigen; afsluiten; ophouden; stoppen)
-
eindigen (voltooien)
-
eindigen (ten einde lopen; aflopen)
-
eindigen (finishen; aankomen)
-
eindigen (teneindelopen; aflopen)
Conjugations for eindigen:
o.t.t.
- eindig
- eindigt
- eindigt
- eindigen
- eindigen
- eindigen
o.v.t.
- eindigde
- eindigde
- eindigde
- eindigden
- eindigden
- eindigden
v.t.t.
- ben geëindigd
- bent geëindigd
- is geëindigd
- zijn geëindigd
- zijn geëindigd
- zijn geëindigd
v.v.t.
- was geëindigd
- was geëindigd
- was geëindigd
- waren geëindigd
- waren geëindigd
- waren geëindigd
o.t.t.t.
- zal eindigen
- zult eindigen
- zal eindigen
- zullen eindigen
- zullen eindigen
- zullen eindigen
o.v.t.t.
- zou eindigen
- zou eindigen
- zou eindigen
- zouden eindigen
- zouden eindigen
- zouden eindigen
diversen
- eindig!
- eindigt!
- geëindigd
- eindigend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
-
eindigen (ophouden; staken; uitscheiden; kappen; afhaken)