Overzicht
Nederlands naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. droefheid:
  2. droef:
  3. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor droefheid (Nederlands) in het Zweeds

droefheid:

droefheid [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord

  1. de droefheid
    dysterhet; sorglighet; sorg; bedrövelse

Vertaal Matrix voor droefheid:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bedrövelse droefheid leed; smart; verdriet
dysterhet droefheid
sorg droefheid bedroefdheid; leed; rouwklacht; smart; treurigheid; verdriet
sorglighet droefheid treurigheid

Verwante woorden van "droefheid":


Wiktionary: droefheid


Cross Translation:
FromToVia
droefheid sorg; bedrövelse affliction — État d’abattement produit par un évènement malheureux.

droef:

droef bijvoeglijk naamwoord

  1. droef (bedroefd; droevig; verdrietig)
    nedtryckt; ledset

Vertaal Matrix voor droef:

BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
ledset bedroefd; droef; droevig; verdrietig bedroevend
nedtryckt bedroefd; droef; droevig; verdrietig

Verwante woorden van "droef":


Wiktionary: droef


Cross Translation:
FromToVia
droef pinsam; smärtsam pénible — Qui se fait avec peine, qui donne de la peine, de la fatigue.