Overzicht
Nederlands naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. dreigen:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor dreigen (Nederlands) in het Zweeds

dreigen:

dreigen werkwoord (dreig, dreigt, dreigde, dreigden, gedreigd)

  1. dreigen
    hota
    • hota werkwoord (hotar, hotade, hotat)

Conjugations for dreigen:

o.t.t.
  1. dreig
  2. dreigt
  3. dreigt
  4. dreigen
  5. dreigen
  6. dreigen
o.v.t.
  1. dreigde
  2. dreigde
  3. dreigde
  4. dreigden
  5. dreigden
  6. dreigden
v.t.t.
  1. heb gedreigd
  2. hebt gedreigd
  3. heeft gedreigd
  4. hebben gedreigd
  5. hebben gedreigd
  6. hebben gedreigd
v.v.t.
  1. had gedreigd
  2. had gedreigd
  3. had gedreigd
  4. hadden gedreigd
  5. hadden gedreigd
  6. hadden gedreigd
o.t.t.t.
  1. zal dreigen
  2. zult dreigen
  3. zal dreigen
  4. zullen dreigen
  5. zullen dreigen
  6. zullen dreigen
o.v.t.t.
  1. zou dreigen
  2. zou dreigen
  3. zou dreigen
  4. zouden dreigen
  5. zouden dreigen
  6. zouden dreigen
diversen
  1. dreig!
  2. dreigt!
  3. gedreigd
  4. dreigend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor dreigen:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
hota dreigen bedreigen; intimideren; onder druk zetten

Verwante definities voor "dreigen":

  1. hem bang maken1
    • de inbreker dreigde met een mes1
  2. het gebeurt bijna1
    • het dreigt te gaan regenen1

Wiktionary: dreigen


Cross Translation:
FromToVia
dreigen hota threaten — to make a threat against someone; to use threats
dreigen förebrå; förevita; råma; hota gronder — Faire entendre un bruit sourd, parler des animaux, du tonnerre ou du vent.
dreigen hotelse menacer — Faire des menaces.